Reïncarnatie.

Germaine, Rudi en Pim

      

1 – VERRASSING

 

De dood komt nooit op afspraak, maar altijd als een verrassing. Niemand verwacht hem. Niemand zit erop te wachten. Zelfs doodzieke patiënten geloven niet dat ze binnen een dag of twee zullen sterven. Misschien binnen een week. Of binnen een maand.

Het is ook nooit het juiste moment. Niemand is er klaar voor. Wanneer het zover is, heb je nog niet alles gedaan wat je had willen doen. Het einde komt altijd ongelegen. Bij mijn vader was het niet anders. Zijn dood kwam zelfs nog onverwachter.

Ik had een grappige vader. Zo een die een grapje maakte voordat hij me strafte — zodat ik me niet te slecht zou voelen, dacht hij. Een vader die me enthousiast dwong om voor dezelfde voetbalploeg te supporteren als hij, en die technische dingen kon uitleggen beter dan wie ook. Zo'n vader mis je.

Hij heeft nooit gedacht zo jong, zo plots te zullen sterven. Zelfs niet toen hij die namiddag, tegen zijn gewoonte in, moest gaan liggen omdat hij zich niet goed voelde: “Even een siësta uitproberen,” zei hij. “Spaans wondermedicijn: goed tegen vele kwalen.” Hij maakte ons tot het einde toe aan het lachen.

Een uur later vonden we hem dood. En ineens was het zorgeloze bestaan voor ons gezin voorbij. Mijn moeder was vanaf nu een weduwe met drie tieners.

 

 

2 – VERASSING

 

De voorbije week heeft mijn moeder het zwaar te verduren gehad. Eerst was er de chaos toen mijn zus Leentje papa niet wakker kreeg. De dokter kwam erbij, maar kon alleen nog bevestigen dat papa dood was. Daarna belde mama om mijn grootouders op de hoogte te brengen. Eerst die van papa. Ik hoorde mama’s stem trillen toen ze het wel vier keer moest herhalen voor het daar begon door te dringen. Opa en oma zijn dan ook al zeventigers. Natuurlijk was het voor hen een hele klap: hun enige zoon, hop, weg! Gelukkig heeft mijn vader de ruzie met beiden onlangs kunnen goedmaken.

Het telefoontje met haar eigen ouders verliep iets vlotter. Bompa en bomma hebben mama flink getroost, hoewel ‘de Rudi’ niet hoog stond aangeschreven bij zijn schoonouders. Liever hadden ze hun Sofie getrouwd gezien met een van haar collega’s in het onderwijs.

Mijn moeder heeft een week vrij gekregen op school, maar van rusten kwam niet veel in huis. De begrafenisondernemer - hij zag er zelf meer dood dan levend uit - was een hulpvaardige man. Hij hielp mama met de papierwinkel en met de praktische zaken zoals het vervoer, de crematie, de begrafenis en de koffietafel.

Maar o wee, toen opa en oma het stoffelijke overschot van hun zoon kwamen groeten en te horen kregen dat de ‘verassing’ zou gebeuren vóór de begrafenis. Zo’n totaal gebrek aan eerbied hadden ze van hun schoondochter niet verwacht. Arme mama, die dat moest incasseren en toch kon kalm blijven. Wist zij niet dat die heidense praktijk niet te rijmen valt met de wederopstanding naar het voorbeeld van Jezus?

 

 

3 – ZEEMAN

 

Nadat opa en oma de kruidenierszaak aan hun zoon officieel hadden overgegeven, en ze met pensioen naar de kust waren verhuisd, heeft papa (dixit opa) de zaak laten failliet gaan. Niet letterlijk, natuurlijk: die hele covid-pandemie was de laatste druppel die de emmer deed overlopen. Reeds eerder waren het de concurrerende supermarkten die al jarenlang de klanten van ‘Jos en Yvonne’ weglokten. Toen de weinige overblijvende consumenten ineens hun kot niet meer uit mochten, was het lot van het “winkeltje op de hoek” definitief bezegeld.

Mijn vader, die zijn hele volwassen leven bij zijn ouders had gewerkt, leek even de weg kwijt. Gelukkig vond hij een job als klusjesman bij zijn geliefde voetbalclub, Kontich FC. Een ploeg met een rijke en unieke geschiedenis in het Belgische vrouwenvoetbal. Hij was supporter van het eerste uur – toen ze nog de ‘Blue Bell Girls’ heetten – en hij was de koning te rijk om als medewerker zijn ploeg kampioen in de Eerste Nationale te zien worden. Dat zijn inkomen aan de magere kant was, lachte hij weg en terwijl hij op zijn ronde buik sloeg, zei hij: “Ik kom niets te kort.”

We moesten en zouden op de begrafenis ‘deftig’ onder de mensen komen en dus werden de drie tieners bij Zeeman voorzien van een zwarte jas, een zwarte broek en een grijze pull. Met of zonder ons gezeur over kleuren en smaken. Want volwassenen weten het toch altijd beter.

Het ergste van al vond ik mijn moeders weigering om naar de crematie te gaan. De begrafenisondernemer had nochtans gezegd dat “niet de complete verbranding maar wel de invoer” ook door niet te jonge kinderen zonder probleem bij te wonen was. Ik had dat willen zien, maar mama, erg geschokt, zei onverbiddelijk: “No way, Max.”
Jammer.

 

 

4 – FUNERAIR

 

Vooraan in de aula, naast de urne, staat een knap portret van mijn vader. Een struise vent in de fleur van zijn leven. Op de voorste rij zitten mijn moeder en ik, met tussen ons in Michiel en Sofie, de kleintjes. Aan mijn rechterzijde zitten bomma en bompa… daarnaast, twee lege stoelen. Opa en oma hebben laten weten dat ze niet naar deze goddeloze voorstelling komen. Ze hebben in hun eigen parochie, in de Sint-Rochuskerk in Blankenberge, een misviering geregeld. Zo komt hun Rudi toch nog in de hemel.

Toon Zwijsen, de coach van Kontich F.C., en min of meer de baas van papa, is de spreker op deze herdenking. Tot mijn verbazing noemt hij mijn vader niet, zoals anders, de ‘klusjesman’, maar de ‘materiaalmanager die zich onafgebroken kweet van essentiële taken’: materiaalbeheer, terreinonderhoud en algemene ondersteuning. Dat laatste was een ellenlange lijst van dingen die hij moest controleren en repareren. Kortom, zonder dat eeuwig goedgezinde manusje-van-alles gaat de ploeg in duigen vallen. “En één ding is zeker: de Rudi Vanreeth zullen we nog lang missen.” Amen.

Een aantal bevriende muzikanten van de fanfare zorgen voor enkele kippenvelmomenten. Bij een bekende trompetsolo houdt mama het niet droog. Er komen nog tal van kennissen en zelfs speelsters van de A-ploeg mijn populaire vader bewierroken, zodat het bijna genant en overdreven lijkt. Terwijl iedereen aanschuift om de urne ter afscheid nog een keer te groeten, laten de blazers een indrukwekkende dodenmars weerklinken.

De asverstrooiing op het kerkhof is voor mij de anticlimax. Ik dacht dat er iets groots zou gebeuren, maar het voelde gewoon, leeg zelfs. Veel onpersoonlijker kan het niet. Had ik mogen kiezen, ik had papa’s asse op de lijnen van het voetbalveld verstrooid als geheime kracht voor onze ploeg en voodoo-beheksing van de tegenstrevers.

Over de koffietafel na de begrafenis kan ik kort zijn: na de koffie, de broodjes, de cake en nog wat aanwaaiende troostende woorden werd er een vat bier aangeslagen. Het rouwproces begon te kantelen toen sommigen hun verdriet met alcohol trachtten te verzachten. Mama is met haar kroost wijselijk opgestapt voor er zich ongepaste toestanden voordeden.

 

 

5 – ROUW

 

De dagen en weken daarna zijn zwaar, met veel ups en downs. Op school valt het nog goed mee, maar zodra we thuis komen en geconfronteerd worden met de leegte, is het om zeep. Op de meest onverwachte momenten begint mama of een van de kleintjes te huilen. Meer dan eens wordt de rest daardoor aangestoken en zitten we al gauw met vieren te grienen. Wanneer iemand op zo’n moment een leuke herinnering boven water haalt, komen er gauw nog meer verhalen op gang en brengt dit opnieuw rust en kalmte, ondanks de emotie.

Mama geeft mij tegenwoordig belangrijkere taakjes dan vroeger. Ik mag alleen boodschappen gaan doen en af en toe koken als zij nog laat een oudercontact op school heeft. Het meeste voldoening heb ik bij het uitvoeren van kleine reparaties, tenminst als ik die tot een goed einde breng. Vader knikt dan zeker goedkeurend vanuit de hemel, stel ik me voor.

Vandaag probeer ik te vermijden dat we de grasmaaier voor reparatie moeten terugbrengen naar de winkel: die rekenen altijd met dubbel krijt, zegt mama. In de garage zoek ik me suf naar het gepaste dopje voor de potsleutel: het handvat lag op zijn correcte plaats (vader werd woest als iets niet op de juiste plek lag) maar de verwisselbare dopjes zijn spoorloos. Ik blijf fanatiek zoeken en vind geen dopjes, maar wel een zwart lederen mapje met een riempje errond, keurig weggestopt achter potten met verfresten. Op de voorkant staan woorden, door vader met krijt geschreven, die mijn hart doen bonken van opwinding: “Things I wanted to say but never did.”

 

 

6 – DAGBOEK

 

Max installeert zich op een kist en maakt met trillende vingers het riempje los. Voorzichtig bladert hij door het bundeltje papieren.. Elke pagina heeft een datum. Het lijkt wel een soort dagboek. De zinnen zijn vluchtig neergekrabbeld, maar duidelijk vaders handschrift. Bij het zien van het eerste jaartal, 1980, beseft Max dat zijn vader toen ook vijftien was, net als hij nu. Gebiologeerd begint hij te lezen.

 

8 december 1980

Er is iets waar ik al lang mee rondloop. Ik weet niet goed wat ik ermee moet aanvangen. Het is lastig om er iemand over te vertellen maar ik moet het een keer kwijt.
Ik heb al jaren steeds dezelfde droom. Elke keer weer. Het is altijd oorlog. Alsof ik er echt bij ben. Alsof ik het meemaak. Het voelt niet als een droom, het voelt echt. Soms denk ik dat het een herinnering is. Dat ik dat misschien werkelijk heb meegemaakt. Of word ik nu stilaan gek?

 

Even weet Max niet wat hij ervan moet denken. Hij is verbluft door de openhartigheid, geraakt ook door het vertrouwen dat vader lijkt te stellen in wie dit leest. De ontdekking voelt mysterieus en spannend tegelijk.

Moet hij zijn moeder hierover inlichten? Hij twijfelt. Leen en Michiel zeker niet, die zijn te jong om het belang van een dagboek te snappen. Met een vleugje schuldgevoel besluit hij zijn vondst voorlopig stil te houden. Hij zal het eerst zelf wat nader onderzoeken en daarna, misschien. We zien wel, denkt hij.

In de keuken laat hij mama weten dat de dopjes voor de potsleutel onvindbaar zijn. “Ik zal morgen aan bompa vragen of hij ook zoiets van gereedschap heeft,” zegt ze zonder van haar kookpotten op te kijken. Max sluipt naar zijn kamer en verbergt de map in de lade van zijn bureau.

 

 

7 – FOCUS

 

Al een hele week kan ik niets goeds doen: thuis én op school stapel ik de stommiteiten op. Ik hoor maar half de opdrachten die ik krijg en kan me ook niet concentreren op de uitvoering. Overal bots ik op onbegrip over mijn ‘gebrek aan inzet’.

Zelf weet ik natuurlijk wel wat er hapert, maar ik kan toch niet aan de grote klok hangen dat ik compleet van de kaart ben door papa’s dagboek! Een keer heb ik, als verontschuldiging, tegen mama gezegd: “Sorry, mams, ik zit zo veel aan papa te denken dat ik vergeten ben wat je me vroeg.” Daarop gaf ze me een stevige knuffel en goede raad: "Ik begrijp zo goed, lieve Max, dat je gedachten vaak naar je vader gaan. Dat is ook logisch. Misschien helpt het om een apart schriftje te nemen waarin je elke avond, voordat je gaat slapen, alles opschrijft wat je met hem wilt delen? Als een brief, of een dagboek aan hem. Het zou kunnen dat je daarna overdag beter je aandacht erbij kan houden. Wil je dat eens een tijdje proberen?"

Nu zit ik hier elke avond met twee dagboeken te goochelen: dat van papa, die blijkbaar een vorig leven uit de doeken doet, en het mijne, waarin ik hem vragen stel over wat hij vertelt en dat ik niet begrijp. Druk, druk, druk.
“Nee, Michiel, ik kan je nu niet helpen met je rekenoefeningen. Vraag maar aan Leentje om ze op te lossen.”

 

 

8 – PAUZE

 

De eerste notities van vader Rudi maken diepe indruk op Max maar geven hem weinig houvast. De droomfragmenten springen over en weer, van loopgraven en bombardementen naar veldhospitalen en bloederige amputaties, van verraad en krijgsraad naar vuurpeloton en vagevuur. Angstig en benauwd schrijft Max aan zijn vader hoe moeilijk hij het heeft: hij kan niet stoppen met lezen, maar wordt misselijk van de beschrijvingen. Om nog te zwijgen over zijn verwarring bij de vermelding van al die onbekenden: Germaine, Ernst, Théodore... Het duizelt hem en in afwachting van “een antwoord” last hij heel verstandig een leespauze in.

Op de jaarlijkse Kontich FC business-receptie voor clubpartners en sponsors mag Max aan de bar helpen met biertappen. Het is de eerste keer dat hij weer op de voetbalclub verschijnt sinds het overlijden van zijn vader. Iedereen is supervriendelijk en hij geniet van het werk en de sfeer. Wanneer een nieuw vat moet gestoken worden is dit de taak van Beer om de koppeling en de leidingen aan te sluiten en het op druk brengen van het CO2-gas. Beer is een oude getrouwe - een vrijwilliger met Downsyndroom - en daardoor vaak onderschat.

Max heeft veel sympathie voor Beer die goed bevriend was met zijn vader. “De Rudi was mijn held,” mijmert Beer. “Een mens met een hart van goud. En met veel humor. Behalve als hij weer slecht had gedroomd, dan moest ik hém opbeuren, want op zo’n moment zat hij diep.” Nu heeft Beer de volle aandacht van Max en hij gaat geestdriftig verder: “Heeft je papa ooit verteld dat hij in een vorig leven een vrouw was? Een verpleegster, nog wel! Het is niet te geloven als je weet dat hij niet tegen bloed kon als hier een van de speelsters zich had gekwetst.”

Dezelfde avond dook Max opnieuw in het zwarte, lederen mapje.

 

 

9 – GERMAINE

 

Papa’s dagboek maakt een sprong van twaalf jaar. Misschien ontbreken er bladzijden? Of misschien had hij er zelf genoeg van om altijd die gruwelijkheden opnieuw op te schrijven. Dapper leest Max de notitie van 14 maart 1992:

De dromen zijn er weer! Als tiener heb ik een periode lang dezelfde dromen gehad. Op een dag hield het op. Waarom, Joost mag het weten. Ik was opgelucht toen die episode voorbij was. Nu begint het opnieuw. In alle hevigheid. Gek genoeg lijk ik vandaag beter gewapend om daarmee om te gaan.

De droombeelden lopen nog door elkaar maar ik begin er toch al een logische samenhang in te ontdekken. De oudste taferelen spelen zich af in een dokterskabinet. Ik ben een meisje, Germaine Ramout, acht of negen jaar oud. Gezien de genegenheid is de dokter, vermoed ik, mijn vader die enthousiast wat basisanatomieles geeft. Het plezier en de serieux van beiden is ontroerend.

Andere fragmenten situeren zich duidelijk in de Eerste Wereldoorlog. Een groter contrast is niet denkbaar. Ik, enfin, Germaine staat weer aan de zijde van een dokter, nu als ervaren verpleegster, gebukt over gapende wonden in de magere lijven van jongemannen. We staan met onze voeten in het bloed en de modder. De waanzinnige oorlogsmachine slurpt beloftevolle generaties op uit de loopgraven. Dag na dag, week na week, maand na maand, jaar na jaar.

Max zou nog vergeten te ademen, zo gefascineerd kleeft hij aan de woorden. Hij sluit het mapje, stopt het veilig weg en kruipt in bed. Het idee dat zijn vader ooit een vrouw was, vindt hij sterk. Die Germaine bleek echt een heldin te zijn geweest die ontelbare levens hielp redden… heel stoer. En zij was dus eigenlijk zíj́n vader!

 

 

10 – REÏNCARNATIE

 

“Ik vind het heel tof nu wij eens een keer alleen zijn,” zegt Max tegen zijn moeder, die staat te strijken en bevestigend humt. “Mams, kan jij altijd volgen als men het heeft over trans-, non-binair, cisgender, en wat is er nog allemaal? Waarom zijn er zoveel labels?”

“Ja, Max jongen, wat een vraag! Ik moet toegeven, vroeger was het veel simpeler. Eerlijk gezegd kan ik die discussies ook niet altijd volgen. Voor mij is een mens gewoon een mens. Of het nu een vrouw is of een man of iets daar tussenin, ik heb voor ieder respect. En voor diegenen die met zichzelf in de knoop liggen, heb ik oprecht compassie, want constant twijfelen aan je eigen aard  moet heel vermoeiend zijn. Liever zie ik iedereen gelukkig. Als jij met een dergelijk probleem zit, hoop ik dat je het me vertelt. Want samen raken we er wel uit. Oké?”

“Nee, nee, ik voel me goed zoals ik ben. Alleen… soms lees je iets en ga je daar over nadenken. Geloof jij in reïncarnatie, mam?”
“Reïncarnatie? Je bedoelt, zoals in de Oosterse religies? Ik weet niet of het echt bestaat. Wat denk jij?”
“Ik denk dat zoiets wel kan. En misschien ben je in het ene leven dan een vrouw, en na je wedergeboorte een man. Zou kunnen, toch?”
“Ja, zou kunnen.” rondt Sofie hun gesprek af. Ze gaat verder met strijken en werpt tersluiks een blik op Max, om in te schatten wat er allemaal in het hoofd van haar zoon omgaat. Want pubers, weet ze, laten je zelden het achterste van hun tong zien.

 

 

11 – ERNST

 

Max voelt zich min of meer gerustgesteld door het gesprek met mama. Zonder argwaan te wekken kreeg hij bevestiging dat wat papa schrijft geen klinkklare nonsens is. Hongerig leest hij verder.

22 maart 1992

Vannacht was het weer prijs. Germaine heeft me haar ongelooflijke menslievendheid getoond. Wat een mooi wezen was zij toch. Raar om te zeggen, wanneer het misschien over mijn eigen ziel gaat in een vorige verschijningsvorm…

Van ’s morgensvroeg tot laat in de nacht werkt Germaine met schaarse middelen in een overvol veldhospitaal waarin het gekreun en gejammer van de gewonden onafgebroken weerklinkt. De slachtoffers die worden binnengebracht, blijken Vlaamse en Waalse landgenoten, maar net zo goed Engelsen, Fransen, Afrikanen en… zelfs Duitsers. Die laatste groep soldaten zijn krijgsgevangenen die volgens de Rode Kruisbeginselen zonder discriminatie medische verzorging dienen te krijgen. Ook als die principes haaks staan op het feitelijke vijandbeeld van haar patriotische oversten. Nogal wat dokters lossen hun gewetensprobleem stiekem op bij de “triage”, waarbij de prioriteit van behandeling wordt bepaald. Germaine laat nooit na openlijk haar ongenoegen over die oneerlijke praktijk te ventileren.

Wanneer de zwaargewonde Ernst Mertz wordt binnengebracht voelt Germaine meer dan de gebruikelijke zorgzame gevoelens. Geschokt door het verlies van zijn onderste ledematen is de jongeman radeloos en verlangt naar de verlossende dood. Met engelengeduld praat ze op hem in terwijl ze zijn wonden verzorgt. Haar natuurlijke optimisme wakkert de levenswil van Ernst opnieuw aan en er ontstaat een grote wederzijdse genegenheid. Germaine is weliswaar nog nooit verliefd geweest, maar dit lijkt er toch sterk op.

 

 

12 – “VUUR!”

 

Max voelt: dit gaat fout aflopen. Zijn tweestrijd ‘vlug verder lezen of eerst enkele dagen verblijven in de amoureuze sfeer van Germaine’ kantelt vlot naar het laatste. Hij stort zich met ongewone energie op zijn huis- en schooltaken, hij helpt zijn broertje en zusje, en verrast zijn mama met een bos bloemen. Zomaar. De sfeer in huis vindt hij hartelijk en zonnig. Hij realiseert zich niet dat wat hij ervaart de spiegeling is van Germaine’s verliefdheid, die hij in zich meedraagt.

4 april 1992

Vanmorgen schrok ik wakker, één en al spierspanning. Ik kon nauwelijks ademen en voelde een ondraaglijke pijn in mijn borst. Het duurde minutenlang eer ik het besefte: niet ik maar mijn vorige incarnatie, Germaine, is door het vuurpeloton geëxecuteerd. Hoe afschuwelijk toch. Hoe gemeen. Ik heb zitten huilen als een kind vanwege het onbeschrijflijke onrecht haar aangedaan. De droom of de herinnering was heftig…

De verliefde Germaine beseft niet welk risico ze loopt met haar favoriete Duitse gewonde. Het is oorlog! Duitsers zijn de vijand. Wanneer een brusselaar haar vraagt: "Waarom verspil je onze medicijnen aan die mof?" antwoordt ze verkeerdelijk en toch correct: “Elke gewonde verdient verzorging, zonder onderscheid.” Maar… iedereen in de ziekenzaal kan zien dat ze een grote boon heeft voor Die Liebe Ernst. De sluimerende roddels worden op een mum van tijd een aanklacht wegens collaboratie. Voor Germaine goed en wel beseft wat haar overkomt, staat ze in het gemeentehuis van Poperinge voor de krijgsraad, geleid door een fanatieke Majoor Dokter Théodore de Vaux. De onschuldige kattebelletjes met lieflijke boodschappen die ze aan Ernst had bezorgd, waren onderschept en worden nu uitgelegd als gecodeerde informatie over troepensterkte, verplaatsingen en voorraden. Er worden geen collega’s als getuigen ter verdediging opgeroepen, om onnodig tijdverlies te vermijden. Op basis van de ‘bewijsstukken’ wordt Germaine Ramout unaniem schuldig bevonden en veroordeeld voor spionage en landverraad.

In het vroege ochtendlicht, met mistsluiers boven de velden,  wordt Germaine geblinddoekt en geboeid op de binnenplaats tegen een kale muur gezet. De spanning door het lange wachten op het exacte moment van het schot is onmenselijk. De fysieke ervaring is traumatisch: ze rilt en beeft van de kou, ze plast in haar broekje van de stress, en smeekt nog een laatste keer om vergiffenis. Onverbiddelijk valt het doek.

Ik ben nog steeds niet bekomen van het gruwelijke onrecht.

 

 

13 – LOUTERING

 

Germaine’s pijn, geëvoceerd door Rudi, treft Max recht in het hart. De jongen zit perplex aan zijn bureautje en staart door zijn tranen heen naar het landschap buiten. Zijn medelijden met de ziel van vader en Germaine is totaal. Hij voelt zich evenzeer gekwetst, beledigd, verraden zelfs, door mensen die verondersteld worden hun medemensen te leiden. De ontgoocheling is groot.

Nog groter is de spijt die hij ervaart dat zijn vader er niet meer is. Wat had hij graag zijn gevoelens willen delen. Wat had hij graag een filosofisch gesprek met hem gevoerd. “Nee, paps, geen grapjes. Ook geen technische uitleg. Ik wil met jou praten over onrecht en gerechtigheid, over schuld en boete, over zin en onzin van het leven, over reïncarnatie…”

Wanneer Max eindelijk naar het hier en nu terugkeert, zit hij nog steeds met het mapje in zijn handen. Als hij het laatste blaadje dat hij net heeft gelezen omslaat, vindt hij nog een postkaart. Hij kijkt naar de datum met ongeloof:

19 juni 2025

Nog altijd heb ik af en toe nachtelijk bezoek van de geest van Germaine. De herinneringen aan haar levenservaringen laat ze gelukkig achterwege: het zijn nu eerder een soort familiebezoekjes die ze aflegt. Ze informeert vriendelijk naar mijn gezin, mijn job en mijn bedenkelijke gezondheid. Ze durft me zelfs berispen omdat ik te veel eet en te weinig sport: “Vandaag of morgen loopt dit slecht af, lieve Rudi.” Hoewel ze in een engelachtige toestand verkeerd, is ze nog steeds niet op haar mondje gevallen.

Af en toe heeft ze in mijn dromen gezelschap van een jongeman, Pim Tack, mijn toekomstige aardse ik en een politicus in spe, volgens Germaine. Na mijn dood, wanneer ik de verplichte tussentijd zal hebben uitgezeten en klaar ben voor een nieuwe incarnatie, word ik hergeboren als Pim Tack. Benieuwd wat daarvan komen gaat. Maar zover zijn we nog lang niet.

“19 juni 2025,” fluistert Max, “dat was slechts een paar dagen voor papa stierf.”

 

 

14 – PERSPECTIEF

 

Max wandelt in een lekker voorjaarszonnetje rustig naar huis. Op zijn schouders zit zijn dochtertje Minnie. Die is, zoals elke woensdagnamiddag, gaan spelen bij haar oma Sofie. Wanneer ze langs het stadspark lopen, zien ze een samenscholing van vele tientallen mensen die luisteren naar een spreker op een zeepkist. Max is verwonderd en kijkt ongerust om zich heen of er geen oproerpolitie in aantocht is. Sinds de democratie werd opgeheven is er een streng demonstratieverbod van kracht.

Nieuwsgierig lopen ze mee in de richting van de redenaar. Een jongeman,  vooraan in de twintig, houdt een vurig pleidooi: “Beste Burgers, mijn naam is Pim Tack. Leen mij uw oor. Niet voor roem, niet voor sympathie, maar om gewekt te worden!
Gehoorzaamheid, plicht, trouw, fatsoen… het zijn stuk voor stuk slaapmiddelen! De Nieuwe Authoriteit wiegt je zo in een diepe slaap. Wanneer je aan het einde van je leven ontwaakt zal je ontdekken dat je nooit hebt geleefd. Sinds de democratie ons is ontnomen zijn de meesten burgers in slaap gewiegd. Ik zeg jullie: Word Wakker! Durf denken! Heb de moed je van je eigen verstand te bedienen!”
Vol vuur steekt hij nog een tandje bij: “Het is de hoogste tijd om de volksvertegenwoordiging in ere te herstellen. Zonder de stem van het volk is er geen democratisch beleid. Zonder democratisch beleid is er geen vrijheid, geen gelijkheid, en geen broederschap. Als wij vasthouden aan ons doel zijn de dagen van het absolutisme geteld. Leve de Revolutie!”

Een aarzelend applausje gaat crescendo tot een heuse ovatie. Wanneer de sirenes van de aankomende ordediensten het hoerageroep overstemmen, stuift de menigte in alle richtingen uit elkaar. Max, met op zijn schouders Minnie die blij in haar handjes klapt, staat nog als enige luisteraar tegenover de dappere man. Pim Tack, de nieuwe gedaante van zijn vader. De jone politicus laat na op de vlucht te slaan: is ook Pim, alias Rudi, geraakt door de toevallige ontmoeting met zijn zoon en diens dochtertje.

Hun quasi familiaal geluk is echter van korte duur: hardhandig wordt revolutionair Tack ingerekend en afgevoerd. Een vader en zijn kleutertje mogen van geluk spreken en worden brutaal wandelen gestuurd.

En Pim Tack? Van hem ontbreekt sindsdien elk spoor.

 

EINDE

René Jochems
Kontich, 5 november 2025.