Esmée
1 - Energiek
Esmée ploft neer op de stoel en kijkt de dokter smekend aan: “Kan u mij wat extra energie voorschrijven, dokter? Ik trek het niet meer. Mijn batterij is leeg en de ellende is nog niet ten einde.”
“Ik heb er alle begrip voor, mevrouw Van Camp. U hebt het niet getroffen met uw papa die nu zijn levenseinde nadert terwijl uw mama worstelt met dementie. Dat pendelen tussen ziekenhuis en bejaardentehuis, boven op uw dagelijkse beslommeringen … een mens zou van minder uitgeput raken. Ik zal u een energieboost geven.”
“Toch niets te sterk, hoop ik, want u weet dat ik niet hou van al dat chemische gedoe!”
“Nee, mevrouw, wees gerust. Ik schrijf u Rodizen voor, een op plantenextracten gebaseerd middel dat helpt tegen vermoeidheid, stress en uitputting, en tegelijk de alertheid verhoogt. U zult zien, het geeft u snel weer veerkracht.”
Na haar afspraak met de huisarts haast ze zich naar de supermarkt. Gauw boodschappen doen want straks komt zoon Christophe zijn nieuwste verovering voorstellen. En Esmée wil een goede eerste indruk maken, zoals ze dat altijd en voor iedereen wil doen. Met een heerlijke bouillabaisse heeft ze al dikwijls menig hart veroverd, dus zalm, kabeljauw, zeeduivel. Wat nog? Venkel, worteltjes, selder, een bokaal visfumet, want ze heeft vandaag niet de tijd om die zelf te prepareren, en nog een fles pastis voor wat meer diepte. Ze denkt - of hoopt tenminste - de rest nog in huis te hebben: tijm, laurier, steranijs, saffraan, tomatenpuree en witte wijn.
Op een drafje gaat ze nog gauw langs bij de apotheek en dan naar huis. Ze wil haar gerecht direct klaarmaken zodat de diverse smaken in de namiddag kunnen rijpen en zij straks, als het bezoek er is, de bouillabaisse alleen nog maar hoeft op te warmen. Ze werkt vlot het hele recept af, op haar smartphone begeleid door haar mentor Jeroen Meus. Terwijl de bereiding op een zacht vuurtje staat te sudderen, dekt ze een feestelijke tafel met het mooiste servies en de antieke glazen, een erfenis van haar grootmoeder zaliger. Graag zou ze twee minuten willen gaan zitten en even haar ogen sluiten, maar daar is geen tijd voor. Snel nu de keuken nog aan kant, alle vuren uit, en dan in één adem naar het tehuis.
2 – Afwezig
Wanneer Esmée bij haar mama aankomt, ziet ze die in haar kamer hulpeloos staan ronddraaien. Ze kijkt Esmée onzeker aan, alsof ze haar ergens van kent maar niet kan plaatsen: “Zuster, ik heb een beetje gemorst. Het is maar een heel klein beetje. Niet erg, hé?”
Dan ziet Esmée het plasje op de grond en beseft ze dat mama het niet heeft kunnen ophouden. Weer een stapje verder achteruit. “Dag mama. Ik ben het, Esmée. Nee hoor, het is niet erg, we gaan dat gauw oplossen, kom.” Nadat ze haar mama op het toilet heeft gezet, haar een vers onderbroekje heeft aangetrokken en het plasje van de vloer heeft opgeveegd, neemt ze haar mee voor een uitstapje naar de cafetaria. Bij een kopje thee en een Proustiaans madeleinegebakje komen ze beiden even tot rust.
“Je vader is weer geweest”, zegt mama boos. “Weer komen ruziemaken. Hij is altijd jaloers geweest, maar nu is het echt belachelijk: hij denkt dat ik met al die mannen hier seks heb. Stel je voor. Ik word al moe als ik eraan denk.” Esmée wil er eerst tegenin gaan maar kiest voor strategische afleiding: “Heb je lekker geslapen, mama?” “Nee, natuurlijk niet. Hij heeft de hele nacht zitten zeuren en vloeken. Hoe zou ik dan kunnen slapen?” Ook de tweede poging faalt: “Lekkere koffie hé, en dat madeleintje, dat is jouw lievelingsgebak, toch?” “Hij loopt hier nog altijd ergens rond. Heb je hem al gezien?” “Ik zie hem niet maar je hoeft niet ongerust te zijn. Ik blijf nog even bij jou.” Ondanks haar geruststellende woorden ziet Esmée hoe haar mama wantrouwig om zich heen kijkt.
Wanneer ze stil en traag terugwandelen naar de kamer, zegt mama plots: “Je vader is weer geweest. Weer komen ruziemaken.” Nu onderbreekt Esmée haar direct: “Je wordt hier heel goed verzogd, en al de verpleegsters zijn zo enorm vriendelijk, heb je dat ook al gemerkt?” “Ja, dat is waar. Dat mag eindelijk ook wel eens gezegd worden, vind ik.”
Met gemengde gevoelens neemt ze afscheid. Mama wordt inderdaad goed verzorgd, dat is een hele geruststelling, maar de onmiskenbare aftakeling van haar mentale vermogens baart zorgen. Als mama bij het vertrek niet haar naam maar “Mevrouw“ zegt, voelt het voor Esmée alsof een van de onzichtbare verbindingsdraadjes tussen hen in knapt. “Esmée, mama. Ik ben Esmée, jouw trotse dochter. Dag, lieve mama. Tot morgen.”
3 – Gezegend
Meer dan een blitzbezoek aan papa zit er vandaag niet in. In de palliatieve eenheid is het altijd zo rustig en gezellig en zijn de verpleegkundigen en de vrijwilligers ongelooflijk vriendelijk. In vergelijking met de rest van het ziekenhuis lijkt dit wel een andere wereld. Het is tenslotte ook de drempel naar een heel andere wereld, bedenkt Esmée, terwijl ze voorzichtig de kamerdeur opent. Zoals verwacht slaapt papa: dat doet hij steeds meer. Blijkbaar kost wakker zijn zoveel energie dat zijn slaapmomenten langer en dieper worden.
Hoewel ze weet dat hij niet zal reageren, spreekt ze zachtjes tegen hem. Ze vertelt dat ze bij mama was, dat die almaar meer geheugenproblemen heeft, dat Christophe op bezoek komt met een nieuwe vriendin, en dat ze daardoor maar even kan blijven. Ze streelt zijn handen, kamt met haar vingers zijn dunne, witte haren, geeft hem een kus op het voorhoofd en zegt: “Dag papa, tot morgen, dan blijf ik wat langer hoor. Slaap lekker verder.”
Ze is net op tijd thuis om zich nog even op te frissen: haar kammen, wat poederen tegen het glimmen, likje mascara, vers laagje lippenstift en een knoopje hoger van haar blouse dichtdoen. Esmée verwelkomt haar zoon, de eeuwige vrijgezel die haar keer op keer doet geloven dat hij eindelijk een gezin gaat stichten. Maar telkens is het na enkele maanden weer naar af.
“Mama, mag ik je voorstellen aan de mooiste vrouw van de wereld: Bianca De los Condes. Bianca, mag ik je voorstellen aan de liefste mama van de wereld: mi madre.” Er wordt gelachen en gekust. Esmée is onder de indruk van de Spaanse schoonheid: Bianca straalt en ziet er opvallend gezond uit, met een perfecte huid en een rozige blos. Ook Christophe deelt in die positieve uitstraling. Kortom, hier staat een gelukkig stel.
Bij een apertitief wordt er duchtig bijgepraat, want vorig bezoek is alweer een paar maanden geleden. Haar zoon en Bianca spelen in hetzelfde orkest, hij cello, zij altviool. Twee weken geleden is ze bij hem ingetrokken. Het lijkt Esmée een mooi en beloftevol duo. Ze doet verslag over de jammerlijke toestand van oma en opa en laat Christophe beloven beiden nog te gaan bezoeken, voor het te laat is.
Wanneer Esmée de zalig geurende bouillabaisse op tafel zet wordt Bianca plotseling overvallen door een hevige misselijkheid, tot brakens toe. De maaltijd wordt gestaakt en de kamer goed verlucht. Bianca wordt met veel zorg overladen, maar behalve een slokje water en een droge cracker wil de jonge vrouw voorlopig niets meer. Nadat ze wat bekomen is, besluiten ze om vroeger huiswaarts te keren.
In haar eentje, genietend van haar eigen kookkunst, overdenkt Esmée het verloop van de visite. Wanneer ze de losse eindjes aan elkaar knoopt, van de stralende blos tot de geurgevoeligheid, komt ze tot de onverwachte conclusie dat de vriendin van haar zoon in gezegende toestand moet zijn.
4 – Gerustgesteld
Door een gelukkig toeval loopt Esmée in de ziekenhuisgangen de pijnspecialist tegen het lijf: “Dokter, mag ik u wat vragen? Mijn vader, Karel Van Camp, ligt op de palliatieve afdeling en zijn einde nadert snel. Hij wordt zeer goed verzorgd, maar ik maak me zorgen dat hij een beetje in paniek is. Ik heb het gevoel dat hij heel bang is voor de strijd die hem te wachten staat. Kan u daar wat aan doen?”
“Ik begrijp u zeer goed, mevrouw. Angst komt veel voor bij patiënten in de palliatieve fase. Als het duidelijk wordt dat iemand niet lang meer te leven heeft, komen er vaak veel twijfels en grote vragen over het leven zelf. Dat zorgt meestal voor spanning, zowel lichamelijk als emotioneel. Aangezien uw vader al flink wat pijnstillende medicatie krijgt, stel ik voor om eerst een praatje met hem te maken voordat we een bijkomende medicamenteuze behandeling voorzien. Als u het goedvindt doen we dat meteen.”
Dankbaar huppelt Esmée achter de dokter aan. Papa zit, ondersteund door een stapel kussens, rechtop in een kraakvers verschoond bed en kijkt met spleetoogjes zijn bezoekers inschattend aan.
“Goedemorgen meneer Van Camp. Ik verneem van uw lieve dochter dat u wil weten wat er gaat gebeuren als u sterft. Zou het u helpen als ik dat voor u beschrijf?” Esmée schrikt en denkt: dat meent hij toch niet. Het sterven beschrijven aan een stervende. Dat was niet de hulp die ik vroeg.
“Ja dokter,” antwoordt papa, “ik wil weten wat me te wachten staat.”
“Ik zal beschrijven wat we meestal zien, en als het te veel wordt, zegt u het me. Ik beloof dat ik dan stop. Oké? Het bijzondere is, meneer Van Camp, dat het bij het sterven niet echt uitmaakt aan welke ziekte mensen lijden. Het verloop is vrijwel altijd hetzelfde. We zien dat mensen steeds vermoeider worden. De energie om dingen te doen, laden ze niet zozeer op door nog te eten en te drinken, maar door te slapen. Het wordt dus steeds meer slapen en minder wakker zijn. Naarmate de tijd verstrijkt, zien we dat mensen niet wakker worden als het tijd is voor hun medicijnen of als er bezoek komt, en moeten we ze wakker maken... En nog wat later kunnen we ze niet wakker maken. Ze slapen niet alleen, ze zijn eigenlijk bewusteloos. En als ze wakker worden, vertellen ze ons dat ze heerlijk hebben geslapen, want het blijkt dat mensen niet herkennen wanneer ze bewusteloos raken. Wanneer nu de hersenen bewusteloos zijn, is het enige deel dat nog werkt het deel dat hun ademhaling regelt.”
Papa is gefascineerd en knikt bij alles wat de dokter zegt.
“Wanneer de hersenen dus diep bewusteloos zijn, en alleen nog de ademhaling aansturen, beginnen er ademhalingscycli plaats te vinden: reflexmatige, automatische ademhalingscycli van zeer diepe ademhalingen die steeds oppervlakkiger worden en dan weer teruggaan naar het begin. Cycli van snelle ademhalingen die geleidelijk langzamer worden, misschien met pauzes, en dan weer terug naar het begin.
De patiënten zelf merken niet dat zij door hun strottenhoofd uitademen, waardoor ze een geluid maken dat familieleden kunnen opvatten als kreunen. Speeksel irriteert hun keel niet, en het zorgt er niet voor dat ze moeten hoesten of slikken. Lucht stroomt in en uit hun longen en borrelt door dat beetje speeksel, en familieleden gaan dat vaak aanzien voor verdrinking of verstikking. Dus zullen we hen uitleggen wat er aan de hand is.
En dan, tijdens een van die fasen van langzame ademhaling, zal er een uitademing zijn... die gewoon niet wordt gevolgd door een nieuwe inademing. Er is niets bijzonders aan de laatste ademhaling. Het is helemaal niet zoals in de film. Er is geen golf van pijn aan het einde. Er is geen plotselinge paniek. En er is geen gevoel van wegglijden.
Soms komen we een kamer binnen waar een familie rond een stervende persoon staat, en merken we dat de persoon is gestopt met ademen, terwijl de familie dat nog niet doorheeft, omdat de Hollywood-finale waar ze op wachten nog niet heeft plaatsgevonden.”
Papa pakt beide handen van de dokter vast en schudt ze in de zijne. Hij sluit zijn ogen, gaat achterover liggen op de kussens, en ontspant zich. Op zijn eigen afstandelijke manier laat hij dokter en dochter weten dat ze niet langer nodig zijn.
Wanneer ze de kamer hebben verlaten, bedankt Esmée de dokter voor de heldere uitleg: “Het was niet wat ik had verwacht, maar ik ben blij dat het mijn vader gemoedsrust geeft. Duizendmaal dank, dokter.”
"Graag gedaan, mevrouw," zegt de dokter. "Mijn adagium is: Soms Genezen, Vaak Verlichten, Altijd Troosten."
5 – Getoost
Esmées pedicure heeft onverwacht afgezegd, daardoor arriveert ze te vroeg in het tehuis. Het bezoekuur is pas over een halfuur maar vanuit de gang kan ze door de ramen de gemeenschapszaal van de gesloten afdeling zien. Alle bewoners die niet bedlegerig zijn zitten op stoeltjes die in een kring staan. Esmée ziet haar mama zitten, neutraal voor zich uit starend. Ze is erbij, maar totaal afwezig. Als het haar beurt is om de strandbal op te vangen, laat ze die tegen haar hoofd botsen zonder te reageren. De enthousiate animator laat er zijn vrolijke humeur niet onder lijden en gaat verder met de volgende. Met betraande ogen kijkt Esmée naar dat zielige vrouwtje dat eens haar goedlachse en hardwerkende moeder was.
Wat later schuifelen ze samen naar de cafetaria. “Wat wil je drinken, mama?” Mama bekijkt de vrouw die haar wil trakteren. Ze twijfelt een ogenblik aan de goede bedoelingen van die vreemde maar beslist dan toch om erop in te gaan: “Ik wil champagne.”
Esmée, totaal verrast: “Champagne?” “Ja, champagne!”
Even later zitten ze aan hun tafeltje met voor elk een fluit cava, want champagne is in het woonzorgcentrum niet voorradig.
“Waarop zullen we toosten? Op Moederdag? Voor mij is het alle dagen Moederdag, dus…” En plotseling zegt mama in een helder moment: “Op Karel Van Camp.” Weer is Esmée stomverbaasd: “Wow, oké, we drinken op papa.” “Nee, niks papa. Karel, dat is mijn lief.”
“Prima, we drinken op jouw lieve Karel. Santé!”
Wanneer Esmée een uurtje later de ziekenhuiskamer binnenstapt, valt ze van de ene verwondering in de andere. Haar vader zit rechtop in bed … met een glas champagne in zijn bibberende hand. “Dag papa, wat zit jij hier lekker te genieten?” “Dag schatje, ik weet het niet. De zuster vroeg of ik iets wou, ik zei voor de grap champagne, en twee minuten later kreeg ik deze fluit. Wil jij er ook een?” “Nee, dank je. Maar weet je wie er op dit moment ook champagne drinkt? En nog wel op jouw gezondheid? Mama! Dat vind ik ongelooflijk straf, dat jullie allebei, op hetzelfde moment, hetzelfde ondeugende idee hebben. Net een eeneiige tweeling.” ”Tja, na meer dan vijftig jaar samen ben je vergroeid tot een tweeling, denk ik. Hoe is het nu met haar?”
Esmée vertelt zo rustig mogelijk over de voortschrijdende dementie, over mama’s onzekere blik en haar desoriëntatie. Maar ook over af en toe een helder moment, zoals vandaag, en hoe ze een toost uitbracht op haar lief, Karel Van Camp. Papa’s compassie en zijn hulpeloosheid staan op zijn gezicht te lezen. “Zo’n einde heeft die lieve vrouw van mij niet verdiend.” Door de emotie is zijn tremor te hevig om te drinken en moet Esmée daar even bij helpen. Dan laat hij zich weer in de kussens zakken en sluit zijn ogen. Een eenzame traan glijdt stilletjes over zijn gestoppelde wang.
6 – Unisono
Vanmorgen kreeg Esmée telefoon van de palleatieve afdeling: papa gaat plots snel achteruit. Er was nog geen haast bij, maar toch. Tegen haar gewoonte in liet ze de ontbijttafel onafgeruimd staan en snelde ze de deur uit.
Papa ziet er tien jaar ouder uit dan gisteren. Hij slaapt, of misschien is hij bewusteloos - zoals de dokter duidelijk maakte. Uit voorzorg heeft men zijn gebit uitgelaten, waardoor zijn kaken zijn ingevallen. Esmée luistert aandachtig naar de ademhaling en merkt na een tijdje de beschreven cycli. Ze zit naast het bed en houdt zijn magere hand vast: met haar beide handen vormt ze een warm nestje. Haar gedachten dwalen rond in hun gemeenschappelijke geschiedenis: ze zit op vakantie in Rome weer op zijn schouders boven de mensenmassa, ze stapt plechtig aan zijn arm de trouwzaal van het stadhuis binnen, ze reikt hem zijn eerste en enige kleinzoon aan in de kraamkliniek, ze ziet hem met plezier de haagbeuk staan snoeien voor zijn onhandige, pasgescheiden dochter, ze ondersteunt hem nadat hij zijn dementerende vrouw heeft wegebracht. “We hebben heel wat lief en leed gedeeld, papa”, fluistert ze, terwijl ze met een lippenwisser zachtjes zijn lippen bevochtigt.
Verschrikt kijkt ze haar papa aan wanneer de ademhaling pauzeert. De stilte duurt langer dan daarvoor. En net als ze het niet meer verwacht schiet de volgende cyclus in gang. Ze neemt haar smartphone en tekst naar Christophe: “Opa’s einde nadert snel. Als je nog afscheid wil nemen…”
Nauwelijks een half uur later sluipen Christophe en Bianca met hun instrumenten de kamer binnen. Esmée ziet ontroerd haar zoon zijn bewusteloze opa omhelzen, terwijl zijn liefje de bleke oude hand streelt. Dan pakken ze als in slow motion hun cello en viool uit en vullen de ruimte met de sacrale muziek van Fauré’s Requiem: Pie Jesu Domine, dona eis requiem, Zachtmoedige Heer Jezus, schenk hen rust.
De sublieme muziek lokt enkele verpleegkundigen die geluidloos de kamer binnen komen. De melodie klinkt als een smeekbede voor eeuwige vrede: zacht, teder en hemels. Het is een muzikale omhelzing, geen laatste oordeel. De klanken verlenen rust en troost. Ze verzachten de overgang. Het is als de stem van de sterfelijkheid zelf, die zingt over de oneindigheid.
Wanneer de laatste klanken uitsterven, merken ze allen dat papa, opa, niet meer ademt. In de sfeer van vreedzame berusting heeft Karel Van Camp zijn eindreis aangevat. Het is moeilijk en ook ongelooflijk mooi. Esmée voelt en zal altijd blijven voelen hoe dankbaar ze is dat ze getuige kon zijn van dit delicate moment.
Nadat de dokter van dienst het overlijden officieel heeft vastgesteld en zijn medeleven heeft betuigd, krijgen Esmée, Christophe en Bianca alle tijd en discretie om afscheid te nemen. Zodra ze klaar zijn en de kamer verlaten, start de verpleging met de laatste verzorging en de overbrenging naar de rouwkamer.
Onderweg naar huis zet Esmée haar smartphone weer aan: ze heeft één gemist bericht. Het woonzorgcentrum meldt het plotse overlijden van mama. Een hartinfarct werd haar fataal. Voor Esmée komt het bericht niet als een verrassing. Het is de bevestiging van de eeuwige, wederkerige liefde van haar ouders.
7 – Gebriefd
Beste Anton (of is het tegenwoordig Anthony?),
We hebben elkaar al zo lang niet meer gehoord. Ik moet je schrijven omdat ik niet wil dat je het toevallig zou horen via iemand anders.
Vandaag zijn mijn vader én mijn moeder, de ene in het ziekenhuis, de andere in het woonzorgcentrum, overleden. Tegelijkertijd! Ongelooflijk, maar waar.
Papa was al een hele tijd ernstig en ongeneeslijk ziek. Toen de pijn permanent en ondraaglijk werd, wenste hij zijn laatste weken in de palliatieve afdeling door te brengen.
Mama had het al een tijdje moeilijk, vanwege een gevorderde dementie, maar niemand had gedacht dat ze hem zo snel zou volgen. Hun liefde was blijkbaar zo sterk dat ze ook de overgang naar het volgende leven samen wilden maken.
Ik weet dat dit nieuws je zwaar zal vallen. Jullie hadden ooit een goede band, en ze spraken soms nog over jou, meestal met veel warmte.
Er komt een kleine dienst, enkel met de naaste familie en wat oude vrienden. Ik dacht dat je het misschien zou willen weten, meer niet.
Hoe maak je het daar aan de overkant van de oceaan? Ik hoop oprecht dat je met je nieuwe gezin nu gelukkiger bent.
Lieve groet van je eerste liefde,
Esmée
8 – Gewacht
Het is al bijna middernacht. Nadat ze de brief aan haar ex-man heeft geschreven, staat Esmée voor het raam en kijkt naar de donkere, lege straat, die geduldig wacht op het ochtendgloren en het nieuwe leven. Het lijkt een metafoor.
In de stilte meanderen haar gedachten. Er zijn zoveel dingen die zij betreurt. Ze heeft altijd gedaan wat men van haar verwachtte. Ze was gehoorzaam. Jarenlang heeft ze gewacht. Ze wachtte op haar man. Ze wachtte op haar zoon. Ze wachtte op vrijdag. Ze wachtte op de zomer. Ze wachtte tot het leven zou beginnen.
Op een dag vertrok Anton naar een ander lief in een ander land. Het verdriet om de stukgelopen relatie was pijnlijk, Esmée was in rouw. Maar de alleenstaande moeder moest zorgen voor haar verweesde zoon. Christophe werd man en volgde op een dag zijn liefde voor de muziek. Het verdriet om de verloren zoon was pijnlijk, Esmée was in rouw. Maar als goede dochter zag ze de aftakeling van haar ouders: ze werd mantelzorger voor haar zieke vader en haar demente moeder. Esmée is immers iemand die haar mouwen opstroopt als het moeilijk wordt. Jarenlang droeg ze de last in stilte: ze was inmiddels gestopt met wachten.
De kou van de nacht doet haar rillen en ze trekt een warme wollen vest aan. Nu haar ouders naar de overkant zijn, is ze weer in rouw. Ze is nu bevrijd van zorgen en verplichtingen, en dit keer treft ze niemand aan die op haar wacht. Niemand die haar nodig heeft.
Ze zou het kunnen opgeven, maar de donkere, lege straat die wacht, spreekt tot haar. Het natuurlijke ritme van nacht en dag en de universele wet dat ieder einde een begin is, laten haar zien dat het leven voortdurend nieuwe kansen, nieuwe doelen en nieuwe liefdes biedt. Haar hoop is geen gevoel, het is Esmées overtuiging dat ze moet handelen. Ze moet bereid zijn om ruimte te maken voor een nieuwe start. Het leven is dan wel niet omwikkeld met een lint en een strik, het blijft toch een geschenk.
9 – Gedwongen
Op een terrasje, sippend van een Virgin Mojito, geniet Esmée van de warmte van het najaarszonnetje. Ze amuseert zich met rustig de passanten te keuren en te verzinnen waar die toch zo haastig heen moeten. Aan dat beetje relaxen was ze wel toe na de voorbije weken. Ze was constant in de weer geweest met het sturen van overlijdensberichten, het regelen van de twee crematies met de uitvaartondernemer, de begrafenis plannen met de pastoor, de koffietafel organiseren, met documenten langsgaan bij de bank, idem bij de notaris. Kortom, het was hoog tijd voor wat me-time.
Hoewel Esmée heeft genoten, voelt ze bij thuiskomst een gemis. Ze moet niet naar het tehuis, ze moet niet naar het ziekenhuis. Ze moet niet in zeven haasten naar de apotheek of naar het ziekenfonds. Esmée voelt zich heel onwennig met die lege agenda.
Ze neemt een balpen en een blad papier en schrijft bovenaan To Do List. Het ‘huisje van mama en papa leegmaken’ is een klus waar ze niet om staat te springen. Maar ze is ertoe gedwongen, het moet gebeuren en beter zo vlug mogelijk. Als het leeg is moet het poetsen volgen, van boven tot onder. Tussendoor bedenkt ze dat haar eigen huis in lange tijd ook geen grote schoonmaak heeft gekregen… maar dat kan nog wel even wachten. Op de lijst komt vervolgens de zoektocht naar een koper. Daar ziet ze ook erg tegenop: Esmée weet van zichzelf dat ze geen sales person is. Toch hoopt ze op een mooi bedrag om zichzelf eens een keer beschamend lekker in de watten te leggen, misschien met een buitenlandse stedentrip, of waarom niet: een cruise.
Aarzelend en zonder veel overuiging noteert ze ook enkele minder spectaculaire, maar aantrekkelijke intenties: gaan zwemmen – dat is een eeuwigheid geleden; gaan fietsen of beter wandelen – mischien met een wandelclub uit de buurt; op cursus gaan in een dansschool – nee, dat schrapt ze weer. Nee, want dat durft ze toch niet, ze is zowel dorstig naar als bang voor geluk. Onder aan de lijst voegt ze ‘vrijwilligerswerk’ toe, veeleer om zich ergens nodig te voelen, dan om tegemoet te komen aan een te lang uitgestelde wens.
De hele herfst en winter is Esmée dagelijks in de weer in de ouderlijke woning. Welk karwei ze ook aanvat, het vraagt zoveel meer tijd dan ze had ingeschat. Ze begint met hun kleding. Het aanwezige parfum van mama en de donkere geur van papa maken het werk emotioneel extra zwaar. Sorteren vraagt dan weer veel beslissingskracht: wat wil ze zelf houden als souvenir, wat moet ze wassen om weg te geven, wat kan naar Spullenhulp en wat is bestemd voor het containerpark? Met documenten en foto’s is het ook al zo moeilijk: papa was een fervente geschiedenisfreak die stapels krantenknipsels en foto’s uit tijdschriften verzamelde, de helft netjes geordend in opbergmappen en de helft los door elkaar in dozen. Nadat Esmée enkele dagen verloren laat gaan door zich te laten meeslepen in de historische fait divers, hakt ze de knoop door. Met pijn in het hart gaat zijn hele collectie bij het oud papier. Ze voelt er zich dagenlang schuldig over.
Eind februari staat ze haar werk te bewonderen: het huis is leeg, geurt naar lavendel en is in alle hoeken en kanten spic en span. De vastgoedmakelaar kan aan het werk.
10 – Gestrikt
“Geen bouillabaisse hoor, Bianca! Deze keer een lamskroontje, gebakken primeuraardappels en een verse lentesla. Hopelijk lust je dit eenvoudige Vlaamse hapje?” En ze geeft haar toekomstige schoondochter er een knipoog bij. Esmée is verrukt met het bezoek. Niet alleen omdat het weer maanden geleden is, maar omdat Christophe en Bianca haar blij maken met die bolle buik. Nog twee weken te gaan en ze wordt grootmoeder!
De maaltijd verloopt zonder smaak- of geurprobleem en wordt gekruid met het ene verhaal na het andere. Er gebeurt in die rondreizende orkesten altijd wel wat spannends: ofwel komt een deel van de instrumenten niet op tijd ter bestemming, ofwel iemands bagage, of een andere wordt ziek en dan moet de manager dringend op zoek naar een vervanger. Al die stress zou aan Esmée niet besteed zijn.
Wanneer het dessert, een zelfgebakken kaastaart, op tafel wordt gezet, schraapt Christophe zijn keel. Bianca kijkt gespannen toe. “Mama, er is iets wat we jou willen vragen, maar vooraf moet je weten dat je ons niets verschuldigd bent, oké?” Esmée kijkt haar zoon ernstig aan en knikt.
“Bon, je weet en je hoort hier dat wij beiden een waanzinnig druk leven leiden, vandaag hier, morgen daar, naar het andere eind van de wereld, repetities in de namiddag, uitvoeringen ’s avonds laat, enfin, elk zinnig mens zal terecht zeggen dat dit niet verenigbaar is met een baby. Bianca en ik hebben besloten om desondanks minstens één kindje te nemen. We hebben al met de directie afgesproken om de rest van dit concertseizoen vrij te nemen. We gaan dus Carlos, oh ja, dat hadden we nog niet gezegd, het wordt een zoontje en hij heet Carlos, zoals opa Karel. We gaan de eerste zes maanden dus Carlos alles leren wat hij moet weten om daarna zelfstandig verder te kunnen…”
Esmée kijkt bezorgd: heeft zij haar zoon zo wereldvreemd opgevoed? Of is dat een Spaanse manier van doen? Ze zwijgt en wacht af.
“Grapje, mama. Dit eerste halfjaar willen we een zo stevig mogelijke binding opbouwen met Carlos omdat we vanaf september opnieuw moeten, of willen, kunnen toeren. We zullen nog bekijken welke reizen we eventueel niet zullen meedoen wanneer dat niet opportuun is.”
Christophe blikt even naar Bianca, slikt iets weg en vervolgt: “Wij zijn nu op zoek naar een speciale opvang voor Carlos. Uiteraard bedoel ik geen crèche of zo, maar iemand die wij honderd procent vertrouwen, iemand die Carlos optimaal zal verzorgen en die haar kleinzoon evenveel liefde zal schenken als ze ooit aan haar zoon schonk. Mama, ik weet dat ik te veel vraag, maar ik vraag het toch: zou jij Carlos willen opvangen telkens als wij weg zijn?”
Nu is het de beurt aan Esmée om iets door te slikken. De gevoelens die ze uit haar hart voelt opwellen kan ze onmogelijk onder woorden brengen. Met gesmoorde stem krijgt ze toch gezegd: “Tuurlijk! Natuurlijk wil ik voor mijn kleinzoon zorgen. Er is op de hele wereld niets dat ik liever wil.” Met een groepsknuffel wordt deze bijzondere overeenkomst bezegeld.
11 – Opgeruimd
Esmée loopt op wolkjes. Sinds ze het verzoek kreeg om voor haar toekomstige kleinzoon vaste opvang te worden, zijn haar gedachten dag en nacht met Carlos bezig. Uiteraard zullen Bianca en Christophe de primeur krijgen om hun zoontje de eerste zes maanden te voeden en te vertroetelen, en zullen ze kunnen klagen over het gebrek aan nachtrust. Net zoals Christophe, als baby, zijn mama en papa maandenlang wakker heeft gehouden.
Maar in september, als dat mannetje zes maandkaarsjes mag uitblazen, dan kan het feest beginnen. Als ze het zich goed herinnert, kan tegen die tijd een baby al kruipen en zitten zonder steun. Hij zal zeker zijn oma al goed herkennen. Het brabbelen zal rond die tijd overgaan in geluidjes met betekenis, en wie weet, misschien zal Carlos wel als eerste woordje ‘oma’ zeggen? Ze zullen samen kartonboekjes kunnen lezen en Carlos mag dan zelf de dikke pagina’s omdraaien…
De geboorte van Carlos is in hun kleine familie uiteraard de gebeurtenis van het jaar. Moeder en kind hebben de beproeving goed doorstaan en de vader is tijdens de bevalling niet flauwgevallen: iedereen gefeliciteerd. Bij de eerste aanblik van Carlos is Esmée smoorverliefd. Zo’n prachtig kind heeft de mensheid nog nooit gezien. En dat is hààr kleinzoon!
De oude kamer van Christophe ondergaat intussen een metamorfose. Nadat Esmée de kamer volledig heeft leeggemaakt, heeft ze die gepoetst alsof er een steriele operatiekamer in moest komen. De muren krijgen een pastelblauw laagje speciale kinderkamerverf, het plafond schildert ze iets donkerder blauw en daar kleeft ze zilveren sterretjes op. De radiator krijgt een degelijke afdekking en de stopcontacten veiligheidspluggen.
Bij IKEA koopt Esmée een Sniglar tweedelige beukenhouten babymeubelset bestaande uit een ledikantje en een commode, met bijpassende babymatras, aankleedkussen, matrasbeschermer, babyslaapzak, babydekbed en een dimbaar nachtlampje. Op de terugweg gaat ze nog langs een audio-/videozaak en tikt er een Baby Monitor Royale op de kop: een babyfoon met twee camera’s en een touchscreen. In ‘vox modus’ springt bij het minste geluid het scherm aan; beeld- en geluidskwaliteit alsook een stabiele verbinding tot dertig meter zijn gegarandeerd. Alleen het allerbeste is goed genoeg.
Esmée is er klaar voor. De resterende maanden plant ze nog enkele speurtochten om de mooiste wanddecoratie te vinden en een mobiel als kers op de taart. Carlos zal de logeerpartijen bij de oma zijn leven lang niet vergeten.
12 – Gebroken
Wanneer Esmée half augustus van een lange wandeling thuiskomt, ziet ze net Christophe uit zijn auto stappen. Hij heeft een geweldige bos bloemen bij. “Waar gaan we dat schrijven? Ik geloof dat het de eerste keer is dat ik voor Moederdag bloemen van je krijg.” lacht ze opgewekt. Zorgzaam als steeds gaat ze in huis onmiddellijk over tot het uitpakken van het boeket, het bijsnijden van de stengels en het schikken van de bloemen in een gepaste vaas. Dan pas merkt ze dat Christophe er bleek en verslagen bij staat.
“Voel je je niet lekker, jongen? Heb je last van de warmte? Christophe, zeg iets. Je maakt me ongerust. Is er iets met Carlos? Of met Bianca? Spreek!”
“Het is uit tussen ons. Het is voorbij. Het ging niet meer. Bianca is terug naar Spanje. Naar haar ouders. Mét Carlos.” Bij het laatste woord stort hij in. Hij laat zich op een stoel vallen en huilt met grote uithalen.
Esmée staat nog bij de bloemen, als versteend, verlamd door het onheil. De beklemming achter haar borstbeen is beangstigend: het voelt alsof ze gaat stikken. Of is dit een hartaanval misschien? Met moeite herwint ze haar kalmte. Wanneer Christophes gehuil minder wordt, probeert ze wat meer te weten te komen. Ze kan niet, ze wil niet geloven dat het voorbij is. Dat mag niet. Dat huwelijk, die kleine familie, haar nageslacht moet herenigd worden. Ze geeft haar zoon een glas water en gaat bij hem aan tafel zitten. Ze streelt zijn hand en kijkt hem in zijn rode, betraande ogen: “Vertel eens rustig, wat er is gebeurd.”
“Dat is het nu juist, mam, er is niet ‘iets’ gebeurd. De kloof is stilaan gegroeid, ongemerkt, met kleine beetjes… misverstanden door de taalbarrière, kleine conflicten over nonsens, twee muzikanten die gek worden omdat ze geen muziek kunnen maken, twee geliefden die plots elkaar moeten loslaten met een vreemde tussen hen, een behoeftige baby die alle aandacht opeist, van de eerste tot de laatste minuut, dag en nacht, tot de volwassenen de stress niet meer aankunnen en elkaar verwijten naar het hoofd slingeren… Het was een samenspel van vermoeidheid, frustratie, slechte communicatie, constant aangevuurd door het gekrijs van een bange baby. Gisteren is de bom gebarsten. Ze ging de deur uit met Carlos in zijn Maxi-Cosi. Ik dacht dat ze een ritje ging maken om stoom af te laten, zoals ze wel meer doet als ze wil kalmeren. Maar later zag ik dat de auto er nog stond. Ik heb uren rondgebeld om uit te vissen bij wie ze zat uit te huilen, zonder resultaat. Om middernacht kreeg ik telefoon van mijn schoonvader: mijn vrouw en zoon waren veilig bij hen aangekomen. Toen ik vroeg om Bianca door te geven, zei hij in alle wijsheid te geloven dat het niet het goede moment was. Ook vandaag wil ze me niet spreken. Dit komt nooit meer goed, mam…” En weer hervalt hij in een schokkende huilbui. Esmée legt haar ene hand op zijn arm en met de andere streelt ze zijn hoofd tot hij stil wordt. Moeder en zoon zijn in rouw.
13 – Geheeld
Terwijl Esmée de kinderwagen met een duttende Carlos voortduwt, overdenkt ze de onwaarschijnlijke wending die haar leven de voorbije vier maanden heeft genomen. Als een volleerde diplomaat – dekmantel voor de leeuwin op zoek naar haar kleinzoon - had ze de touwtjes in handen genomen en was richting Spanje gevlogen.
Allerhartelijkst werd ze daar ontvangen in La Olla de Altea door Don Alejandro de los Condes y Mendoza en zijn eega Doña Catarina de la Vega y Castillo. In hun neogotische negentiende-eeuwse villa met uitzicht op zee was het aangenaam koel. Een discrete bediende serveerde op het terras de koffie – sterke espresso – met zoete pastelitos. Hoewel alles stijl en status uitstraalde en de ontvangst vermoedelijk volgens de strengste etiquetteregels verliep, was de sfeer zeer gemoedelijk. Catarina en Alejandro – ze stonden erop dat Esmée hen bij hun voornamen aansprak – waren net als “de schoonmama van onze Bianca” er het hart van in dat er een relatiebreuk had plaatsgevonden. Bijna samenzweerderig hadden zij al besloten, indien mogelijk met de hulp van Esmée, de potten te lijmen, in de eerste plaats voor het welzijn van hun aller kleinzoon. Met een glaasje sherry erbij werd alvast geklonken op het hemelse geschenk dat Carlos heet.
Zo was de revalidatie van het jonge gezin in gang gezet. Don Alejandro bleek een aristocraat die zetelde in het regionale parlement van de Comunidad Valenciana. Daarnaast was hij actief in culturele en historische verenigingen die het regionale erfgoed beschermen, wat goed aansluit bij zijn adellijke achtergrond en maatschappelijke betrokkenheid. Hij nam de taak op zich om Christophe te “begeleiden” in het helingsproces. Doña Catarina zou dochterlief aanpakken. Toen Esmée een voorzichtige poging ondernam om ook haar steentje te kunnen bijdragen, werd haar aanbod in dank aangenomen, maar handig door de grootgrondbezitter gekanaliseerd naar zijn vooropgezet idee: idealiter zou Esmée vlakbij wonen, zodat ze bij de frequente afwezigheid van de ouders-muzikanten, en bij de al even drukbezette Spaanse grootouders, voor familiale opvang van Carlos kon zorgen. Geheel toevallig had hij in de omgeving van Altea een leegstaand, charmant huisje ter beschikking, functioneel ingericht, met basiscomfort maar zonder veel luxe, voldoende voor haar tijdelijk verblijf. Zou Esmée zichzelf in dat noodplan willen en kunnen inschakelen? Daar moest ze niet lang over nadenken.
Met een klein hartje begeeft Esmée zich op kerstavond naar de mooie villa van Alejandro en Catarina. Ze is uitgenodigd om met familie en vrienden Nochebuena te vieren. Behalve Christophe, Bianca, Alejandro en Catarina kent ze geen van de twintig aanwezigen, maar iedereen is vriendelijk en doet moeite om haar in het Frans of het Engels te woord te staan. Na het feestelijke diner gaat het hele gezelschap naar La Misa del Gallo, de middernachtmis, om de geboorte van Jezus te vieren, opgeluisterd met koorzang en met enkele duetten door Christophe en Bianca.
De kerst bij De los Condes y Mendoza is een elegante, warme viering van familie, religie en Spaanse tradities, waarin goed eten, muziek en gastvrijheid centraal staan. Maar voor Esmée is het veel meer dan dat: het is een keerpunt in haar leven. Met de erfenis van haar ouders, de verkoop van hun huisje was een succes geworden, wil ze graag haar tijdelijke woonst aankopen. Dat valt echter niet te verzoenen met de waardigheid van Don Alejandro die haar graag de eigendomspapieren cadeau doet. Esmée kan voortaan haar dagen in rust en comfort doorbrengen, onder de Spaanse zon, ver weg van zorgen en dicht bij haar dierbaren.
EINDE
René Jochems
Kontich, 28 oktober 2025.