Eugenio
“Het is toch vermakelijk dat veel mensen alleen familieleden hebben om ze te ontmoeten bij begrafenissen.” (Louis Paul Boon)
- OK *
Eugenio is ver weg in dromenland. Een heerlijke, diepe slaap, dat is een hele tijd geleden en hij geniet ervan. Hij peddelt met zijn fiets over zonovergoten Toscaanse wegen, langs glooiende heuvels met donkergroene cipressen, links en rechts wijn- en olijfgaarden … .
Plots worden zijn idyllische film en zijn zorgeloze stemming verstoord door geluiden die er niet in thuishoren.
“Druk daalt — 60 over 40. Hartslag onregelmatig.”
“We stoppen hier even met de ingreep. Zuigen. Zuigen! Wat is de oorzaak?”
“Zuurstofsaturatie — 75 procent, en dalend.”
“Ik geef adrenaline ; bereid atropine voor.”
Het is brutaal ontwaken voor Eugenio. Dromenland is ver weg nu. Er is een noodtoestand in ziekenland.
“We hebben massaal bloedverlies — klem erop! Bel de bloedbank, we hebben een noodpakket O-negatief nodig.”
“Noodoproep geplaatst, reanimatieteam onderweg.”
“Geen pols meer! Start compressies!”
“Oké, handen van het veld — reanimatie starten.”
“Defibrillator aangesloten.”
“Ritmestoornis — ventrikelfibrillatie. Laden op 200 joule… klaar?”
“Iedereen los van patiënt en tafel!”
Als hij kon zou Eugenio nu gaan brullen: “WOW, rustig aan, zeg! Nog zo’n blikseminslag en ik donder hier van jullie operatietafel! “
“Schok gegeven — doorgaan met compressies!”
“30 seconden compressies… Adrenaline klaar voor toediening.”
[ * operatiekwartier ]
“Adrenaline erin. Controle ritme… Geen ritme. Doorgaan met compressies!”
“Compressies hervatten. Timer loopt.”
“Nou moe, noem jij dat hartmassage? Hier houd ik gegarandeerd een paar gebroken ribben aan over. En ik die dacht dat de massages bij de Thaise in het dorp al zo ferm waren…”
“Iemand controleert het veld. Is er nog inwendig bloedverlies?”
“Bereid nog een dosis adrenaline voor.”
“Adrenaline klaar.”
“Controle ritme... nog steeds asystolie. Doorgaan.”
“Ja, kom op jongens: doorgaan! Het gaat lukken, ik voel het. Probeer misschien nog een keer de bliksem. Geef mijn hart nog wat compressies. Komaan, niet stoppen!”
Na vijfentwintig minuten en meerdere cycli…
“We hebben geen ritmeherstel.”
“We hebben alles geprobeerd.”
“Tijd van overlijden: 20:33.”
De apparatuur met haar belletjes en piepjes wordt uitgezet.
Stilte.
De operatiekamer wordt rustig.
Iemand dekt het lichaam toe.
Er heerst een zwaar, respectvol, stil moment.
Het team praat zacht over wat er is gebeurd.
Na al het tumult voelt Eugenio zich in een bevreemdende toestand, vederlicht, een rookpluim. Een weldadige rust maakt zich van hem meester. Hij is teleurgesteld, dat wel. Maar tegelijk tevreden. Hij geeft zich volledig over. Hij kan nu rusten, in vrede.
De chirurg, de anesthesist en de betrokken verpleegkundigen nemen nog de tijd om dit te bespreken. Het was een complexe situatie, er is meteen gereageerd toen de druk begon te dalen, de reanimatie is tijdig gestart, medicatie en defibrillatie correct volgens protocol uitgevoerd…
De hoofdchirurg rondt de debriefing af: “Oké iedereen, er zijn geen fouten gemaakt. We hebben alles gedaan wat mogelijk was. Op een bepaald moment voelde het alsof we hem bijna terug hadden… en toen weer verloren. Dit is zwaar. Neem vanavond de tijd om te bekomen.”
De anesthesist voegt er nog aan toe: “Professioneel gewerkt, onder hoge druk. Dat mag gezegd worden. En als iemand behoefte heeft aan een gesprek met de psycholoog of pastorale dienst, laat het me weten. Dank jullie wel, allemaal.”
Vanuit zijn verheven positie, tegen het plafond van het OK, heeft Eugenio de leden van het medisch team horen reflecteren over het verloop van de ingreep. Hij is onder de indruk van hun respectvol overleg, zakelijk maar met ruimte voor ieders gevoelens.
Hij probeert het team te bedanken, maar niemand hoort hem. Hij wil de chirurg een hand geven, maar ziet enkel dat zijn arm levenloos stil ligt. Hij voelt geen kou, geen pijn, beseft dat hij geen fysiek lichaam meer heeft. Wat moet hij nu: er is nog zoveel onuitgesproken … Hij wil nog contact, met de dokter, met zijn familie, met...
Eugenio zweeft achter de chirurg aan die nu op weg is naar de familiekamer.
- JOB
“Mag ik even bij u komen zitten?” vraagt de chirurg. Eugenio’s broer Leonardo, diens tweelingzus Leonora en hun respectievelijke partners zitten tegenover de dokter en knikken. Hun bezorgde blikken verraden hun vermoeden van een jobstijding.
“Ik ben dokter Willemsoons, de chirurg die de ingreep heeft uitgevoerd bij uw broer, Eugenio Carabone Benassi. Het spijt me heel erg… maar ondanks alles wat we hebben geprobeerd, is hij tijdens de operatie overleden.”
Als één verstarren ze, lijkbleek en emotioneel. De chirurg wacht geduldig enige momenten.
Het valt Eugenio zwaar om al dat verdriet te zien maar hij is niet meer bij machte om hen te troosten.
“Tijdens de ingreep is er een kwade complicatie opgetreden — een groot bloedvat is gescheurd. We hebben onmiddellijk geprobeerd dat te stoppen en hebben hem langdurig gereanimeerd. Het hele team heeft alles gedaan wat medisch mogelijk was, maar de bloeding was fataal. Zijn hart is gestopt, en ondanks de herhaalde pogingen hebben we het niet meer kunnen herstarten.”
Terwijl hij een glas water naar de wenende Leonora toeschuift: “Wilt u dat ik iemand van de verpleging of geestelijke verzorging bij u roep?” Leonora schudt heftig haar hoofd en de andere drie volgen haar voorbeeld.
“Ach dokter”, denkt Eugenio, “die familie van mij kan wel tegen een stootje. We hebben erger meegemaakt.”
“Ik weet dat dit verschrikkelijk nieuws is, en dat jullie nog met vele vragen zitten. Als u dat wilt kunnen we nog een keer afspreken om daar antwoorden op te geven.
Zo dadelijk, of zo gauw mogelijk, mag u bij hem op de kamer gaan. We zullen zorgen dat u rustig afscheid kunt nemen. Neem alle tijd die u nodig heeft.”
Dokter Willemsoons drukt hen allen de hand en vertrekt.
Langzaam maar zeker merkt Eugenio vreemde sensaties: geluid dat vervaagt, gezichten die wazig worden, een trilling in de lucht.
Een fluïde kracht trekt hem weg.
Hij verzet zich daartegen. Hij wil opnieuw controle.
Hij wil zijn familie steunen …
Maar de warme luchtstroom neemt geleidelijk in kracht toe. De werveling van licht openbaart een onontkoombare energie.
Eugenio moet zich gewonnen geven.
- STYX
Eugenio is compleet in de war wanneer hij plots belandt in een steriele, spierwitte zaal met enkel een aantal houten zitbanken langs de kale muren. Het lijkt op een wachtruimte in een stationsgebouw. Hij is er helemaal alleen.
Een deur zwaait open en het felle licht stroomt binnen. Een lieflijk oud vrouwtje schuifelt hem tegenmoet, neemt Eugenio bij de hand en leidt hem met een glimlach naar buiten.
Wanneer zijn ogen zijn aangepast aan het verblindende licht ziet hij het water met de aanlegsteiger. Het oudje brengt hem tot bij de veerman. Ze wenst Eugenio een behouden reis, glimlacht weer, en keert zonder om te kijken terug naar de witte zaal.
Eugenio maakt aanstalten om, net als de overige passagiers, in de boot te stappen, maar de norse veerman stopt hem en houdt zijn hand open. De reis blijkt niet gratis: geen obool, geen overtocht.
De veerboot laat stil en somber de oever los. Onder het geluid van enkel de roeiriemen brengt hij een nieuwe lading zielen naar de Overzijde.
De ongelukkige Eugenio blijft achter. Op de verkeerde oever. Zijn rusteloze geest begrijpt niet waarom hij niet verder mag. Wat of wie houdt hem tegen?
Unfinished business?
- HECTIEK
Leonardo en Leonora haasten zich ‘s anderendaags met het sterftecertificaat van het ziekenhuis naar het gemeentehuis. Daar ontvangen ze het officiële bewijsstuk en meerdere kopieën van de akte van overlijden. Vervolgens gaan ze langs Eugenio’s huis, op zoek naar een testament of een wilsbeschikking. Maar het enige nuttige document dat ze zo gauw kunnen vinden is een adresboek. Hun volgende halte is het notariaat.
Notaris de Cock ontvangt de Benassi’s die om een spoedonderhoud hadden gevraagd. Er zijn geen ouders meer en Eugenio had geen kinderen. In het Centraal Register voor Testamenten had hij geen notarieel testament gedeponeerd. En zonder ook een onderhands testament worden Leonardo en Leonora de wettelijke erfgenamen in tweede orde.
Eugenio’s geest volgt zijn erfgenamen op de voet. Het spijt hem dat hij een foute afloop niet heeft voorzien. Hij had het immers steeds te druk met zijn handel, en met zijn lucratieve zwendeltjes…
De notaris deelt in hun rouw en belooft hen te zullen steunen in de juridische afwikkeling van Eugenio’s antiekzaak.
“Aangezien uw broer zaakvoerder was van de eenmanszaak Antiquariato Italiano, maakt de onderneming integraal deel uit van de totale erfenis. Met andere woorden, alle zakelijke bezittingen en alle zakelijke schulden worden nu privé activa en passiva van de nalatenschap.”
“Oei, meneer de notaris,” reageert Leonardo zorgelijk, “is het niet simpeler om het faillissement aan te vragen?”
“Tja, stopzetting is het meest gebruikelijk, maar dan nog moet aan de verplichtingen worden voldaan. Continuïteit is perfect mogelijk door actie van de erfgenamen. U hoeft daar uiteraard vandaag niet op te antwoorden. Maar misschien moet een van jullie eens overwegen om de zaak verder te zetten. Er bestaat een fiscaal gunstregime voor voortzetting van een familiale onderneming. Ik geef dit maar mee ter informatie. Neem gerust de tijd om daarover na te denken.”
Goed zo, notaris, moedig die twee maar wat aan. Ze staan allebei voor hun pensioen. Leonora hoeft haar volwassen kinderen niet meer te bemoederen en Leonardo kan straks zijn verzekeringskantoor gaan afbouwen. De eerste heeft mijn goede smaak en de tweede heeft mijn cijfertalent. Geef ze nog een flink duwtje in de rug, notaris!
Met hun hoofd boordevol juridische en financiële hectiek racen broer en zus naar begrafenisonderneming De Gouden Poort. Gaspar De Poorter is een vriendelijke man met grijzend haar en een blik vol mededogen. Heel geduldig bespreekt hij met hen de wensen van de overledene, maar vermits Eugenio nooit had vermoed dat de operatie fataal zou aflopen en nooit enige hint heeft gegeven over zijn uitvaartwensen, is het aan de tweeling om naar eigen goeddunken de rouwbrief en het draaiboek van de afscheidsceremonie op te stellen.
Mocht hij nog een hoofd hebben, Eugenio zou flink met zijn ogen rollen. Hoe komen ze erbij om een religieuze uitvaart te plannen, voor een atheïst! Oké, hij heeft altijd een zwak gehad voor de architectuur van kerken, maar niet voor de zoete praatjes van de “herders”. En dan die muziekkeuze: help! Kennen ze hun broer zó slecht? Hij kon natuurlijk genieten bij een vleugje Frans chanson: Hier encore van Aznavour of Non, je ne regrette rien van Piaf. Maar voor zijn afscheid als antiquair zou hij liever Bachs Chaconne of Tchaikovsky’s Hymn of the Cherubim horen. Ach, ja. Ik heb ze dan ook zelden in mijn hart laten kijken.
Nadat de uitvaartbegeleider de rouwbrieven en enveloppen heeft bezorgd, zitten Leonora en Leonardo tot ’s avonds laat adressen te schrijven. Een zeer louterende bezigheid omdat het de volle aandacht vraagt en de droevige gedachten even op afstand houdt.
Vanuit zijn verheven positie kijkt Eugenio goedkeurend toe. Hoe vreemd om zijn naam op die rouwbrieven te zien, gedrukt in zwart op wit. Sommige leveranciers zou hij zelf niets toesturen dat hen kan herinneren aan onbetaalde facturen, helaas…
- SACRARIUM
Op het departement Handschriften van de Vaticaanse Apostolische Bibliotheek werkt conservator Hélène Morbé aan een manuscript uit de collectie Codex Borgia. Normaal doet ze dat met uiterste zorg en hypergeconcentreerd, zoals dergelijke kostbare documenten het vereisen. Sinds enkele dagen echter maakt ze de ene fout na de andere en is ze gespannen tot op het bot. Haar geduld wordt vreselijk op de proef gesteld doordat de ontvangst van “de klok” maar niet wordt bevestigd. Volgens de betrouwbare koerier is het pak wel degelijk afgeleverd aan contactpersoon ECB. Die heeft altijd onmiddellijk bedankt “voor het vertrouwen”.
Nu niet. Paniek is een te groot woord maar ergens diep vanbinnen weet Hélène dat er iets grondig misloopt.
De sterke gedachten en gevoelens omtrent zijn persoon zuigen Eugenio’s geest richting bibliotheek van het Vaticaan en een onzichtbare verbinding vindt plaats. De aanblik van de mooie Hélène die nu bleek en nerveus haar werk probeert te doen herinnert hem aan het pakket. Op het laatste nippertje, vlak voor zijn vertrek naar het ziekenhuis, had hij het in ontvangst genomen en onder zijn werktafel geschoven. Het was volledig zijn schuld: geen bevestiging naar Rome gestuurd en geen afspraak gemaakt met de opdrachtgever. Die laatste zit ongetwijfeld ook in spanning op de levering te wachten. Hoe moest hij nu deze knoeiboel oplossen, zonder een vinger in de pap te hebben in de reële wereld?
Hélène overloopt in gedachten nogmaals de hele transactie. Een anonieme opdrachtgever in Luxemburg bestelde een unieke perspectieftekening van Da Vinci uit zijn Codex Urbinas Latinus van 1270. De pagina had ze, netjes opgerold, verborgen binnen in een 18e eeuwse Boulle-klok, een erg opvallend stuk antiek met schildpad en messing inlegwerk, dat ze zonder argwaan te wekken voor “herstelling” van het binnenwerk naar een gespecialiseerde antiquair in België had verzonden. Een waterdicht plan. Maar de stilte voelt koud en bedreigend aan. Waar ging het fout?
Eugenio volgt de Romeinse van minuut tot minuut. Hij grijpt zijn kans als zij die avond haar dagelijkse zonden in haar dagboek schrijft. Hongerig en moe krijgt ze haar gedachten niet meer in het gelid. Eugenio maakt gebruik van Hélènes onderbewustzijn en van haar hand om een geschreven boodschap achter te laten.
Zich niet bewust van wat ze heeft genoteerd, staart Hélène verwonderd naar de dagboekpagina met het onbekende handschrift: Horologium advenit. Intermediarius defunctus. Horologium ad destinatum locum ibit. Spiritui crede. ECB
De onverklaarbare nauwkeurigheid van de informatie brengt haar in een staat van verbijstering, die alle resterende scepsis wegneemt en haar geloof in de spirituele oorsprong versterkt. Hélène komt geheel tot rust. Een zucht glijdt over haar lippen.
- FUNEBRE
“Iedereen van harte welkom. Beste mensen, wij zijn vandaag bijeen in verdriet, maar ook in dankbaarheid voor het leven van Eugenio Carabone Benassi. Wij willen niet alleen afscheid nemen, maar vooral bidden voor de ziel van de overledene en om troost te putten uit het geloof.” Zo begint Pastoor Brandts de uitvaartplechtigheid.
Eugenio is paraat en kijkt toe op de goedgelovige parochianen. Hij is blij verrast met de grote opkomst: het streelt zijn ijdelheid. Hij wist van zichzelf dat hij niet echt een sociaal dier was, eerder iemand van weinig woorden, een observator, en daardoor niet zo geliefd als de vele grappige praatjesmakers. Dat de pastoor daar een spiritueel portret van hem schetst vindt hij tegelijk godgeklaagd én hilarisch. De brave man zou eens moeten weten dat hij hier tussen de kruisbogen zweeft…
"Ik ben de verrijzenis en het leven. Wie in Mij gelooft, zal leven, ook wanneer hij sterft. Johannes 11:25-26”, en Brandts doet er nog een schepje bovenop. "Komt allen tot Mij die uitgeput zijt en onder lasten gebukt gaat, en Ik zal u rust en vrede geven". Matteüs 11:28”.
De wierookgeur stijgt op naar het gewelf en omhult Eugenio. Leonora en Leonardo wordt gevraagd om naar de katheder te komen. Zoals het een tweeling past spreken zij afwisselend, met twee monden uit één hart.
“Caro fratello Eugenio, jij werd vier jaar voor ons geboren. Volgens mama wilde je zo graag een broertje of een zusje: je kreeg een tweeling.
Gedurende meer dan zestig jaar was jij veelal een goedlachse grote broer. Je straalde een aanstekelijk optimisme uit. Je was ons rolmodel. Jij was steeds in alles de eerste. Nu ook weer.
Helaas kreeg jij een zeer zware last te dragen: chronische allergische aandoeningen en daaruit voortvloeiende smetvrees. Het veroordeelde je tot een eenzaam bestaan: je meed vaak je medemens en je ontzegde jezelf een partner, een gezin. Je wilde niet dat anderen je problemen moesten delen.
We kwamen uit dezelfde stal van harde werkers. Na schooltijd heb je geknokt om je eigen zaak uit te bouwen. Je hebt je omringd met mooie dingen en je hebt het beste van jezelf gegeven. Met succes. Je hebt in je branche een degelijke reputatie verworven. Bij dit afscheid kunnen we je verklappen dat jouw levenswerk, de Antiquariato Italiano, niet wordt opgedoekt. De tweeling neemt het estaffetestokje van jou over. Met hetzelfde enthousiasme, dezelfde energie en dezelfde serieux willen wij voortgaan waar jij bent gestopt. We willen niets minder dan jouw klanten tevreden te houden.
Terugblikkend op jouw leven zien wij vele mooie eigenschappen. Zo voelde jij je steeds zeer betrokken bij onze kinderen, jouw neefjes en nichtjes. Je was oprecht geïnteresseerd in ieders doen en laten.
Vorige week hield bruusk jouw levenspad op. Totaal onverwacht. Zoals je zelf vaak zei: ooit keren we allen terug tot sterrenstof. Jouw schitterende ster zal onze gids zijn voor de toekomst.
Addio, fratello nostro.
Eugenio smelt van liefde. Die twee daar beneden had hij zo zeer lief, dat hij hen wou behoeden voor zijn onheilig bedrijfje. Hun trouw aan grote broer zou dra aan het wankelen gaan.
- MYSTERIUM
Na pastoor Brandts afsluiter “Domine, dona ei requiem aeternam”, weerklinkt in de hoge ruimte een cynisch lachje dat gesmoord wordt door de tonen van Leonard Cohens Hallelujah. Iedereen staat op, vormt een lange wachtrij en komt de urne en het portret van Eugenio groeten. Dan schuifelt men gretig richting koffietafel.
De uitvaartbegeleider doet nog een poging om de snelsten voor te zijn: "Namens de familie wil ik iedereen hartelijk danken voor uw aanwezigheid. Fijn dat u er bent. Om iedereen de ruimte te geven die hij of zij nodig heeft, is er aan deze kant van de zaal een plek waar de naaste familie en intimi bij elkaar kunnen zitten. Aan de andere kant is er ruimte voor collega's en zakelijke relaties. Uiteraard staat het vrij om elkaar ook te ontmoeten, maar we vragen wel begrip voor de behoefte aan rust van de familie. Smakelijk."
Eugenio zweeft wat over en weer en kan nu rustig de gezichten van de aanwezigen bestuderen. Hij merkt wie de echte rouwenden zijn, getekend door innerlijke pijn. Hij ziet ook wie een sociaal aanvaard masker draagt waarachter de leegte van onverschilligheid schuilt.
Plots herkent hij een guur type dat onopvallend maar gedecideerd op zijn doel afgaat. De man is de privé-chauffeur/bodyguard van zijn opdrachtgever, zijn doel is Leonardo die net enkele lekkere koffiekoeken uitkiest.
“U bent de broer van de overledene.” Feit, geen vraag.
“U neemt de zaak van uw broer over.”
Leonardo kan amper bevestigen, en wil toelichten dat er eerst nog heel wat te regelen valt bij de notaris.
“Er is vorige week bij Antiquariato Italiano een pakje met een document geleverd. Een zéér dringende bestelling. Mijn baas wordt ongeduldig. Hij dringt erop aan dat ik zijn pakje asap kom halen. Laten we nu gaan.”
Leonardo is een lieve, rustige man, maar als hij aan tafel zit om te eten, dan zit hij aan tafel om te eten, dan moet men hem niet komen opjagen: “Meneer, als u mij uw naamkaartje geeft, dan contacteer ik u ee-es-ee-pie wanneer we terug opgestart zijn.”
De man zwijgt en licht zijn hielen. Leonardo gaat met zijn gevulde bord bij zijn familie zitten en eet verder. De handlanger licht zijn baas in en samen gaan ze ervandoor. De gespannen sfeer is meteen een stuk opgeklaard.
Eugenio is er niet gerust op. Hij kent zijn steenrijke Pappenheimers. Het woord uitstel kennen ze niet.
Wanneer alle gasten zijn vertrokken en Leonora en Leonardo als laatsten hun jassen aantrekken, komen politieagenten hen tegemoet: “Zijn jullie de nieuwe eigenaren van Antiquariato Italiano? Het spijt ons te moeten melden dat er vanmiddag is ingebroken. In een drukke winkelstraat, op klaarlichte dag, il faut le faire.”
“Ik weet wie dat heeft gedaan,” zegt Leonardo. “Jammer genoeg ken ik niet z’n naam, of heb ik andere inlichtingen. Ik weet alleen dat hij en zijn baas hoogdringend een pakje zochten.”
In colonne rijden politie en nieuwe eigenaren naar de crime scene: Eugenio’s mooie zaak, een salon van verfijning …
Bij de aanblik van de ravage wordt Eugenio woedend, maar dat grote pak, onaangeroerd onder zijn bureau, maakt hem blij: ware schatten liggen vaak verborgen.
- PATRIMONIO
De Bewaarder van de leeszaal, weer fit na een week met griep in bed, heeft in een inhaalbeweging de beelden van de bewakingscamera’s bekeken. Hij spoelt de beelden snel door — meestal niets bijzonders — maar het vreemde gedrag van een jonge conservatrice van het departement Handschriften valt op. Niet alleen haar aanwezigheid in de Leeszaal is ongewoon, ook dat het buiten de normale uren is vindt de bewaarder verdacht.
Met de automatische precisie van een drilteam reageert het Vaticaanse Gendarmerie Corps met een onmiddellijke lockdown, gevolgd door de jacht op Hélène Morbé. Die heeft onraad geroken en tracht tevergeefs Vaticaanstad nog te ontvluchten.
Voor een geest is de verplaatsing naar Rome een kleine moeite. Eugenio wil zijn partner in crime uit de nood helpen. Na een intens verhoor van negen uur stort Hélène in. Via haar onderbewustzijn moedigt Eugenio haar aan berouw te tonen, de kans te grijpen om terug op het recht pad te komen. Gauw volgt haar bekentenis en haar medewerking aan het onderzoek.
Vanwege de ernst van de zaak – de diefstal van een manuscript met Werelderfgoedstatus – wordt het incident gemeld aan de Staatssecretaris van de Heilige Stoel, die op zijn beurt de Kerkvorst op de hoogte brengt.
Het is nu crisisberaad in het kantoor van de Prefect van de Vaticaanse Bibliotheek. Verzameld rond de tafel: zijn expert conservator Manuscripten, de Italiaanse Carabinieri van de gespeciliseerd eenheid Cultureel Erfgoed en de afgevaardigde van Interpol afdeling Kunst.
Het ontvreemde document laten ze onmiddellijk registreren in de internationale databank van gestolen kunstwerken. Apart gaan er waarschuwingen naar UNESCO en naar enkele toonaangevende veilinghuizen zoals Sotheby's en Christie's, alsook naar meerdere erkende handelaren in manuscripten.
Als het de bedoeling van de dieven is om Da Vinci’s tekening te gelde te maken, kunnen ze het vergeten. Vrijwel alle waardevolle manuscripten in het Vaticaan hebben doorlopende folionummers: paginanummers die soms eeuwen later met de hand zijn toegevoegd. Een gestolen pagina zal dit nummer dragen waardoor de onweerlegbare herkomst duidelijk is. Een potentiële koper – om het even, op de legale markt of op de zwarte markt – kan beter weten waaraan hij begint.
Het is ook crisisberaad in het Château de Nanteuil, het arendsnest van Burggraaf Charles de Nanteuil. Ziedend van woede haalt hij uit naar “cet idiot de Benassi” die in het ziekenhuis gaat sterven voor hij hét pakje aan zijn opdrachtgever heeft afgeleverd. Niet minder is zijn verwijt aan Jean, “fidèle bodygard de merde” die niet bekwaam is om in het kantoortje van Benassi het bewuste pakje te vinden. Tegenover de burggraaf zitten drie Bulgaarse bouwvakkers. Ze hebben nog nooit iets gebouwd maar met hun rubberen handschoenen zijn ze al vaak hun baas van dienst geweest.
De opdracht is helder: bezorg deze nobele familie van manuscriptenverzamelaars het pronkstuk waarmee Charles zijn vrienden kan overtroeven. Vol vertrouwen geeft hij hen nog een laatste aanmoediging: “Allez, les gars, foncez et revenez vite avec le butin ! Votre récompense vous attend.”
Iemand in de ridderzaal twijfelt aan “le plan bulgare”. Het is Eugenio die tot inkeer is gekomen.
- IUSTITIA
Leonora en Leonardo weten niet wat hen overkomt. Als nieuwe eigenaren van de eenmanszaak van Eugenio, een overleden fraudeur, zijn zij persoonlijk en financieel aansprakelijk. Notaris de Cock tracht het uit te leggen:
“Bij een eenmanszaak is er geen juridische scheiding tussen het privévermogen en het bedrijfsvermogen. Dus meneer en mevrouw Benassi, de erfenis omvat zowel de bezittingen en de schulden van uw broer als die van de onderneming. In uw geval is het echter nóg pijnlijker: als de beschuldiging van fraude, heling en misschien zelfs bendevorming bewezen wordt, krijgt u te maken met de Federale Gerechtelijke Politie, de Bijzondere Belastinginspectie, de Douane, de BTW-administratie, enzovoort. U gaat ontdoken belastingen en heffingen moeten betalen en meer dan waarschijnlijk strafrechtelijke boetes.”
“Maar wij zijn totaal onschuldig!”snikt Leonora.
“Wij weten…, eerlijk waar, wij weten niets van fraude af!” voegt een wanhopige Leonardo eraan toe.
“Ik geloof u graag”, zegt de notaris, “maar dat moet u kunnen bewijzen. U zal een zeer goede advocaat nodig hebben.”
Eugenio, weer paraat, voelt zich verschrikkelijk schuldig. Dat zijn lieve zus en broer nu gestraft worden voor zíjn misstappen is echt ondraaglijk.
“Mag ik jullie een wijze raad geven? Doe beiden afstand van de erfenis. Het is de enige manier om niet aansprakelijk te zijn voor Eugenio’s schulden. Uiteraard erft u dan ook geen bezittingen. De nalatenschap komt dan toe aan de staat.”
Enigszins gerustgesteld verlaten broer en zus het notariaat. Ze zijn niet langer de erfgenamen van Eugenio, noch de nieuwe eigenaren van de befaamde antiekzaak Antiquariato Italiano.
Voor de zekerheid vragen ze meester Ad Briand om hen bij te staan tijdens de verhoren. Voor de diverse politie- en inspectiediensten blijven ze voorlopig de enige kroongetuigen tot er meer opheldering komt over de zaak en de mededaders.
Op aandringen van Europol, Interpol en Eurojust besluit het Parket om de plaats delict een tweede maal aan een grondige fouille te onderwerpen. Wanneer zij de verzegelde antiekzaak betreden blijkt het politiezegel verbroken te zijn en heeft er een tweede inbraak plaats gehad. De hoop om sporen over de frauduleuze trafiek te vinden lijkt daarmee vervlogen.
Eugenio voert zijn eigen onderzoek, voor zover het gemis van zijn fysieke lichaam het toestaat. Hij ziet de beschadigde klok liggen: het pak werd van onder het bureau gesleurd, met brute kracht geopend, en de stomme klok werd teleurgesteld weggesmeten. Een oubollige klok is immers geen tekening op perkament.
Hij krijgt sterk de indruk dat ook de forensisch onderzoekers naar een document zoeken en geen weet hebben van de truc met de klok. Met pure wilskracht manipuleert Eugenio een energiestroom zodat het hamertje in de klok op de bel slaat: “Ding!”
Een van de politiemensen kijkt even op van het geluid maar gaat dan verder rommelen. “Ding! Ding!” Hij bekijkt zijn collega en zegt al lachend: “Zeg, die klok komt tot leven!”
De collega reageert: “Gij gelooft nog in Sinterklaas, zeker?”
“Ding-ding-ding, ding, ding, ding, ding-ding-ding!”
Ze staren naar de klok, en dan naar elkaar: “S.O.S.? Dat spookt hier. Ik denk dat die dooie ons iets wil vertellen.”
“Ding-ding-ding, ding, ding, ding, ding-ding-ding!”
Ze hijsen de betoverde klok op de tafel en zoeken hoe ze het ding kunnen openmaken. Wanneer dat uiteindelijk lukt valt er een koker perkament uit: de Da Vinci is terecht.
- TRANSITUS
De nummerplaat van het trio inbrekers wijst de speurders naar de Oostkantons. Niet toevallig blijkt uit Eugenio’s agenda en adresboek dat een belangrijke klant van het antiquariato op een steenworp woont van de verdachte Bulgaren – niet bepaald onschuldige boerenzonen.
De huiszoeking, of beter de kasteelzoeking, brengt helaas geen verdwenen documenten boven water. Een château heeft nu eenmaal veel verborgen hoekjes en kantjes. De computer van de burggraaf daarentegen, en in het bijzonder zijn e-mails, leveren voldoende compromitterende berichten om hem een gratis ritje te bezorgen naar het dichtstbijzijnde penitentiair complex. De Bulgaren krijgen een gratis vlucht richting Sofia aangeboden.
In Rome wordt de rechtzaak tegen Hélène Morbé in alle discretie behandeld voor het Tribunale dello Stato della Città del Vaticano. De terugkeer van de hooggewaardeerde pagina naar Da Vinci’s Codex blijkt een verzachtende omstandigheid te zijn. Er wordt een milde straf uitgesproken. De Paus verleent de ongelukkige Hélène gratie en vergeeft haar zonden tijdens een privé-audiëntie.
Eugenio kan zijn geluk niet op wanneer hij ziet dat zijn familieleden zijn vrijgesteld van vervolging. Voor het eerst sinds zijn dood voelt hij vrede. Het recht heeft gesproken, dankzij de stem van een klok.
Deze periode van uitgesteld vertrek heeft hij doorgebracht met het luisteren naar anderen. Nu luistert hij naar niemand meer. Het heeft iets intens rustgevend. Eugenio neemt afstand, verliest alle besef van tijd en voelt zich steeds lichter en naakter. Geleidelijk aan wordt zijn hoofd leeg.
Eugenio Carabone-Benassi belandt in een steriele, spierwitte zaal met enkel een aantal houten zitbanken langs de kale muren. Hier is hij al eerder geweest.
De deur zwaait open en het felle licht stroomt binnen. Het lieflijke oude vrouwtje schuifelt hem weer tegemoet en leidt hem met een glimlach naar buiten.
Wanneer zijn ogen zijn aangepast aan het verblindende licht ziet hij het water met de aanlegsteiger. Het oudje brengt hem tot bij de veerman. Ze wenst Eugenio een behouden reis, stopt een obool in zijn hand, glimlacht en keert terug naar de witte zaal.
Eugenio maakt aanstalten om in de boot te stappen, maar de norse veerman stopt hem en houdt zijn hand open. Eugenio legt er de obool in.
De veerboot laat stil en somber de oever los. Onder het geluid van de roeiriemen brengt hij een tevreden Eugenio naar de Overzijde.
E I N D E
Rene Jochems
Kontich, 8 oktober 2025.