Kwaad vs goed.

Laura

      

1.

“Dag, meneer IJzerman. Mijn naam is Laura di Lombardi. Ik ben een zelfstandige poetsvrouw. Ik heb elf jaar gewerkt voor Pastoor Demunck, die binnenkort met pensioen gaat. Hij heeft me verteld dat u iemand zocht om uw huis netjes te houden en wat boodschappen te doen. En eventueel te helpen met dingen die voor u te moeilijk worden. Daarom kom ik hier aanbellen. Om te kijken of wij het eens kunnen worden over deze job.”

Meneer IJzerman was duidelijk op zijn ongemak. Hij vertrouwde het zaakje niet. De arme man had vermoedelijk al spijt dat hij de pastoor over zijn problemen had verteld. Nu zat ik, een onbekende vrouw, daar plots in zijn leefkamer om zomaar eventjes zijn hele huishouden over te nemen.

“Beste mevrouw, euh, hoe was de naam ook weer?”
“Laura. Laura Paola Sofia di Lombardi, om volledig te zijn.”
“Ja, euh, Laura dus. Kijk Laura, meneer pastoor heeft mij misschien verkeerd begrepen. Ik ben echt nog goed genoeg, fysiek bedoel ik,  om zelfstandig te wonen. En ik ben ook nog bij mijn verstand. Het enige wat een beetje lastig wordt is om me te bukken en zo. Daar word ik duizelig van. Dus als je ermee kan instemmen om ‘af en toe’ eens langs te komen om de vloeren schoon te maken, en eventueel de meubels onderaan af te stoffen, dan is dat voldoende. Begrijp je? En euh, hoeveel zou dat dan kosten, mevrouw Laura?”
“Wel meneer, dat laat ik u liever zelf beslissen, maar ik zou zeggen niet minder dan het officiële minimumloon en dat bedraagt 12 euro 83 cent per uur.”
“Wat? Meen je dat nu? Twaalf euro en drieëntachtig cent? Dat is toch geen minimum, dat is een hongerloon. Die ministers van tegenwoordig moesten zich schamen, als ze dat woord tenminste al kennen. Me dunkt dat 20 euro per uur een stuk eerlijker is. Vind je niet? Is dat voor jou oké, mevrouw?”
“Dat is meer dan oké, meneer IJzerman. Dank u wel!”
“En zeg alstublieft nooit meer meneer IJzerman. Het is Bert.”
“Als u belooft niet meer mevrouw te zeggen, maar gewoon Laura. Wanneer zal ik beginnen, meneer … Bert?”
“Zoals het jou schikt. Vandaag? Of begin je liever morgen?”
“Hier en nu is prima. Als het voor u past begin ik met de benedenverdieping.”
“Ja, ja, heel goed. Dan ga ik nu even naar de bakker voor iets bij de koffie, voor als je pauze neemt.”
“Ik hoef echt niets hoor, Bert.”
“ Ach, Laura, dat wordt een gedeelde zonde. Als je het maar niet aan mijn dokter verklapt. En zeker niet aan die roddeltante van een pastoor.”

Meneer IJzerman zag er plots een stuk fitter uit. Ondeugend zelfs. Het ijs was gebroken. Ik was nu officieel zijn poetsvrouw. Met royale verloning.

 

2.

“Zeg nu zelf, Laura, van zo’n gebakje en een bakje troost, daar krijg je toch weer energie van. Enfin, ik in ieder geval.”
“Zeker Bert. Ik ga dadelijk verder werken.”
“Ho, het is hier geen fabriek hé. Ik heb geen prikklok, hoor. Vertel me liever hoe jij aan al die mooie namen komt.”
“Die namen heb ik gekregen van mijn papa, Patrizio di Lombardi. Die was in 1960 als sterke jongeman van net twintig jaar naar hier gelokt om in de steenkoolmijnen te werken. Het waren er extreem onveilige omstandigheden. Elk jaar lieten tientallen van zijn vrienden het leven door arbeidsongevallen. Papa vertelde later dat hij beefde van angst, iedere keer dat hij moest afdalen in de mijnschacht, vanwege de verouderde infrastructuur en het gebrek aan veiligheidsvoorzieningen. Behalve die stress, had hij een hekel aan de erbarmelijke barakken, zonder verwarming, sanitair of hygiëne. Na drie jaar was hij fysiek kapot en wilde hij van de mijnen niet meer weten.”
“Daar had jouw vader groot gelijk in! Ik zou met die uitbuiting ook ontslag geven. “
“Nee Bert, Italiaanse mineurs konden in die tijd niet zomaar ontslag nemen: het afbreken van hun contract betekende gedwongen vertrek uit het land. Uit angst gerepatrieerd te worden is mijn papa gevlucht. Eerst heeft hij een tijdje in de Limburgse bossen geleefd, maar daar vond hij niet genoeg te eten.’
‘De arme man. Wat een ellende, zeg.’
‘Toen ging hij ’s nachts groenten en fruit pikken bij boeren in de omtrek. Op een keer lag er een boer op wacht, werd mijn papa betrapt en bijna een schedelbreuk geslagen. De dochter des huizes verbood haar vader om de politie erbij te halen en verzorgde de bewusteloze wildeman. Om kort te gaan, Cupido bemoeide zich met de zaak, de boerendochter en de Italiaan werden verliefd, de Italiaan leerde boeren, ze trouwden en kregen een dochter die hier bij u aan tafel zit.”
“Maar dat is echt een scenario voor een film. En leven je ouders nog?”
“Ja hoor, allebei, en in goede gezondheid. Helaas zie ik ze niet vaak. Toen duidelijk werd dat ze geen kleinkinderen moesten verwachten, hebben ze gekozen om hun oude dag door te brengen onder de zon in La Bellissima Toscana. Maar nu heb ik lang genoeg gepauzeerd en getetterd. Ik ga aan de slag op de bovenverdieping.”

Aan zijn gezichtsuitdrukking kon ik opmaken dat Bert IJzerman het liefst de hele namiddag naar mijn verdere biografie had geluisterd. Wat zou hij gesmuld hebben van mijn mislukte huwelijk, en – iets minder misschien - van mijn miskramen en van mijn misdrijven. Maar voor een eerste kennismaking leek het me al voldoende. De badkamer en de twee slaapkamers waren op minder dan een uurtje klaar. Nog voor ik de buitendeur had bereikt stond de punctuele Bert daar te wachten met zestig euro in de hand. Hij vroeg om over twee dagen terug te komen.
Mijn eerste loon besteedde ik aan een reistas met dubbele bodem.

 

3.

Was die oude Bert aanvankelijk niet zo happig op een beetje hulp in huis, het duurde niet lang of hij genoot met volle teugen van mijn kookkunst. Pasta, minestrone, lasagne, ossobuco of risotto, het ging er allemaal vlotjes in. Hij merkte zelfs op dat sinds mijn komst zijn woning zoveel frisser rook: “minder muffig en stoffig, zoals dat bij veel oude mensen het geval is,” zei hij zelf.

‘Tijd voor “une pause syndicale”, Laura. Ik heb vier van die heerlijke Portugese pastéis de Belém meegebracht: mijn lievelingsgebak. Ik hoop dat jij dit ook lust. Ken je het?’
‘Nee Bert, die taartjes ken ik niet, maar ik wil er graag eentje proeven.’
‘Eentje is geentje. Want anders moet ik er drie opeten: ze blijven niet krokant.’
‘Heb je er aan gedacht om parmigiano voor de risotto mee te brengen, Bert?’
‘Verdomme toch. Ben ik rats vergeten, Laura. Dit overkomt me nu nooit.’
‘Geen erg, hoor. Ik kan ter vervanging de gruyère die in huis is gebruiken. Die zal het zeker ook goed smeuïg maken, maar wel een beetje anders smaken. Wat nootachtig, vermoed ik.

Stilaan raakte hij ook verhangen aan mijn luisterend oor. Telkens na de warme maaltijd met een glaasje wijn, wanneer hij lekker verzadigd wat onderuit ging zitten, schakelde Bert onbewust over naar “biechtmodus”. Ik toonde hem dan graag mijn empatische vermogen, en absorbeerde alle nuttige wetenswaardigheden.

‘En hoe gaat het met Marta?’
‘Het was schrikken toen ik in het rusthuis binnenkwam. Nog voor ik naar Marta’s kamer kon werd ik bij de directrice geroepen. “Ah, meneer IJzerman”, zei ze poeslief, “gaat u even rustig zitten. Ik heb een delicate mededeling te doen.” Toen beweerde ze dat mijn vrouw al een paar keer een vluchtpoging heeft ondernomen. Daar is me nooit iets over gezegd. Medebewoners zouden haar telkens belet hebben om het gebouw te verlaten, met een agressieve reactie van Marta tot gevolg. Ik geloofde mijn oren niet toen ze zei: “De eerste keren was het geweld enkel verbaal, maar de laatste keer fysiek. Mijn verantwoordelijkheid tegenover bewoners en personeel  verplicht me om gepaste maatregelen te treffen. Samen met de dokter, de verplegers en de andere zorgkundigen hebben we Marta geëvalueerd. Vandaar dat we sinds gisterenavond uw vrouw in de gesloten afdeling hebben ondergebracht.” Ik zei haar dat zoiets onaanvaardbaar was, maar ze was nog niet klaar. “Nogmaals, meneer IJzerman, ik doe dit niet graag, maar Marta is een gevaar voor de anderen én voor zichzelf. Wij rekenen op uw begrip. Door de intensievere en gespecialiseerde zorg zal er een lichte meerkost terug te vinden zijn op de maandelijkse factuur. Dat is het zo’n beetje. Dag, meneer IJzerman. Tot genoegen.” Daarna vroeg ze iemand van het onthaal om mij de weg naar de gesloten afdeling te wijzen, en kon ik eindelijk mijn vrouw zien. Marta heeft geen woord gesproken, ze leek te moe en was erg afwezig. Misschien door de medicatie?’

 

4.

Bert huilde niet maar zijn ogen schoten vol water en hij zag er plots tien jaar ouder uit. Terwijl ik luisterde had ik mijn hand op de zijne gelegd. Hij beefde een beetje. Ik had echt met de brave man te doen.

“Marta is in haar leven nooit agressief geweest. Hoe kan nu een lief wezen zoals zij ineens gewelddadig worden? Misschien zit die afschuwelijke dementie er voor iets tussen. Ik weet het niet. Ik moet die mensen in het tehuis maar op hun woord geloven, zeker? En de duurdere factuur, die zal ik hopelijk nog wel kunnen betalen, anders worden het minder taartjes, Laura.”

Hij forceerde even een flauwe glimlach en keek dan weer somber voor zich uit. In een poging om hem uit die donkere sfeer te halen liet ik hem zijn betere tijden in herinnering brengen.

“Hoe heb jij Marta leren kennen? Was zij je eerste liefje?”
“Nee, zij was mijn buurmeisje. We zaten samen in dezelfde klas en speelden voetbal met de bende kinderen van onze straat. Toen ik interesse kreeg in “anatomie” tussen aanhalingstekens, was Marta enkel mijn klankbord. Als ik vragen had over bepaalde meisjes, vroeg ik haar om raad. Er zijn er in mijn tienerjaren heel wat langsgekomen. Maar hoezeer ik ook mijn best deed, geen enkele schoonheid wilde mij aan de haak slaan. Toevallig zag ik op tv een interview met kroonprins Charles van Engeland. Als ervaren jongeman verkondigde die dat na de jaren van wild fuiven men idealiter trouwt met zijn beste vriendin. En zo geschiedde.”
‘Dat is mooi Bert. En leefden jullie nog lang en gelukkig?’
‘Ach, we hebben onze portie geluk gehad, maar ook de gebruikelijke miserie des levens. Maar daar wil ik je niet mee vervelen.’
‘Als jij vertelt, verveel ik me niet, hoor. Maar het werk geraakt niet vooruit. Ik zal eens gauw aan die risotto beginnen!’
‘Zal ik dan toch maar échte parmigiano in de supermarkt gaan halen?’
‘Ja als jij absoluut geen ersatz risotto met gruyère wil. En breng dan tegelijk een fles stevige Barolo mee om te combineren met de truffelsmaak.’

De bereiding verliep vlot. Bert had ik in zijn fauteuil voorzien van een glas wijn en een portie olijven. Uiteindelijk was de truffelrisotto lekker romig, en vol van smaak: geen probleem dus voor het dagelijkse kleur- en smaakloos extra ingrediënt. Ik dekte de tafel, serveerde Bert lekker comfortfood, wenste hem smakelijk eten en alvast een goede nachtrust. Tevreden ging ik pastorijwaarts.

 

5.

Ik kwam te laat op de pastorij aan en miste daardoor het begin van de groepsvergadering. Berenice Troch, de directrice van het rusthuis en dokter Rolf Goudesoone zaten zoals gewoonlijk zij aan zij. Ik zette me naast  Dries, pastoor Demunck dus, en trachtte tevergeefs het gesprek te volgen. Het ging over noodzakelijke investeringen van de ontvangen donaties en over gemaakte onkosten, af te trekken vóór de verdeling van de buit. Vooral dat laatste puntje wekte mijn wrevel en ik interpelleerde.

“Ik merk dat bij de verdeling enkel sprake is van van de administratieve, de medische en de religieuze componenten. Jullie vergeten blijkbaar de vierde poot onder de tafel, namelijk “de Human Resources”. Ik draai van ’s morgens tot ’s avonds mijn nikkel af en word hier gewoon over het hoofd gezien.’
‘Ho maar, kalm aan Sofia Loren! De verantwoordelijkheid die Berenice en ikzelf dragen, om van de professionele risico’s nog te zwijgen, kan je bezwaarlijk vergelijken met de poetshulp die jij verstrekt. Bovendien zijn jij en Dries een stel en dus is een verdeling in drie correct.”
“Als ik daar even mag op reageren, mijn waarde Rolf? Primo, Laura en ik werken nauw samen, maar we zijn geen stel. Ik respecteer het celibaat, wat jij daar ook over moge denken. Secundo, de risico’s die wij nemen zijn evenmin verwaarloosbaar. En tertio, het is niet omdat Laura bij onze cliënten pannen, vloeren en wc-potten staat te schrobben dat je haar psychologisch veldwerk moet onderschatten. Het is tenslotte zij die de weduwen en weduwnaars moet overhalen om hun testament te wijzigen alvorens vervroegd – ook dankzij Laura – hun reis naar Onze Lieve Heer aan te vatten. Mij lijkt het inderdaad billijker om te delen door vier. Wat denk jij, Berenice?”
“Door drie of door vier, het is mij al eender. Ik vind wel dat we het tempo moeten opvoeren. In deze postcovidtijd zijn onverwachte overlijdens niet meer abnormaal. We kunnen beter een tandje bijsteken. Hoever sta jij met meneer IJzerman, Laura? Zijn vrouw is bij ons haar laatste week bezig. Heb je nu al informatie over die mysterieuze zoon?”
“Dat was ik uit het oog verloren, sorry. Ik maak morgen werk van de zoon. Wat het versnellen van de procedure betreft: Rolf, jij hebt mij altijd gezegd de dosis te beperken tot een afgestreken theelepeltje per dag, om zeker geen argwaan te wekken …”
“Mmm, misschien was dat wat te voorzichtig. Berenice heeft gelijk we kunnen wel wat pushen. Zijn er al symptomen te zien?”
“Ik heb gemerkt dat hij recent flink wat haaruitval heeft en hij begint ook cognitieve stoornissen te vertonen: komt niet op de juiste woorden, vergist zich geregeld, en dergelijke.”
“Bon, dat klinkt bemoedigend. Verhoog het thalliumsulfaat naar twee lepeltjes per dag. Zodra de darmklachten beginnen laat je mij op consultatie komen.”
“En om af te ronden, waarde vrienden, heb ik nog een positief nieuwtje: mevrouw Dekkers heeft mij zondag na de mis toevertrouwd dat zij haar dementerende Jules niet meer in huis kan houden: hij herkent haar niet meer en zet met zijn rollator constant het huis op stelten. Ik heb haar al een folder van Zorghof meegegeven, maar het lijkt me zinvol dat jij, Berenice, een keer contact met haar opneemt, met mijn groeten uiteraard. Ziezo, en wie van mijn godvruchtige vrienden mag ik nog eens bijschenken?”

 

6.

“Het gaat helemaal niet goed met Marta. Ze kan al niet meer uit bed. Volgens de verpleegster heeft ze geen pijn. Dat is toch al iets. Maar het gaat niet goed met haar. Ik vrees dat …’
‘Ach Bert, wat jammer. Het is wel een hele troost dat ze daar een uitstekende verzorging krijgt. Ik zag op de slaapkamer een foto met tussen jullie beiden een jongetje: is dat jullie zoon?’
‘Ja, dat was onze Robbe. Toen een zorgeloos kind, later een onhandelbare puber. Hij was… hoe heet dat ook alweer… hij keek niet naar de meisjes maar naar de jongens…’
‘Was hij homofiel misschien?’
‘Ja, homofiel. Hij was homo. Tijdens onze laatste vakantie samen, Robbe was toen zeventien, leerde hij op de camping Mathieu kennen, een jongeman, vijf jaar ouder, afkomstig van La Réunion. Dat is een Frans eiland, ergens in de Indische Oceaan. Na de vakantie bezorgden de jongens ons een gigantische telefoonrekening. Maand na maand hebben we daar ruzie over gehad. Op een dag is hij vertrokken en we hebben hem nooit meer teruggezien. Drie jaar geleden kregen we via het ministerie van buitenlandse zaken bericht van het Belgisch honorair consulaat op Réunion dat Robbe overleden was.’
‘O het spijt me, Bert. Wat een triest verhaal.’

Hoewel ik oprecht medeleven voelde, maakte ik tegelijk inwendig een vreugdesprongetje: we waren immers ineens gezegend met bijkomend het reservatair erfdeel dat de kinderen testamentair beschermt. Nu moest ik Bert nog enkel overtuigen dat hij na de dood van zijn vrouw in zijn testament zou bepalen dat hij zijn gehele nalatenschap legateert aan de instelling Zorghof vzw. Ik mocht hopen dat Berenice, Rolf en Dries mij dankbaar zouden zijn.

Twee dagen later kon Bert zijn buikpijn en krampen niet langer verborgen houden. Door de misselijkheid bleef hij in bed. Ik bracht hem een kopje kamillethee met honing maar zelfs dat was hem te veel. Hij liet me toe dokter Goudesoone te bellen.

‘Meneer  IJzerman, u heeft een zware ontsteking van het maag-darmkanaal te pakken. Ik maak u een voorschrift voor een combinatie van maagbeschermer en pijnstiller. U neemt vier capsules per dag met wat water. Indien nodig mag u de dosis verhogen tot maximaal zes. Geen grote inspanningen en niet te veel stress en dan bent u over een week van die miserie af. En dit voorschrift geef ik aan de juffrouw, of mevrouw: jij gaat naar de apotheek neem ik aan, en daarna let je goed op de dosering… Ik kom na het weekend nog een keer langs, maar mocht de toestand van meneer verergeren dan moet je mij onmiddellijk bellen. Bon, beste mensen, tot ziens.’

Bert kwam nog moeilijk uit zijn woorden. Hij was bezorgd over Marta die hij niet kon bezoeken, en angstig over zijn eigen probleem. Zijn dankbaarheid omdat ik hem zo goed verzorgde was pakkend.

 

7.

‘Bert, ik moet u iets vertellen. Ik kom net van het tehuis. Ik wilde Marta een bloemetje brengen en haar vertellen dat je enkele dagen niet kan komen omdat je zelf ziek bent. Bert, ik heb droevig nieuws. Vannacht is Marta stilletjes in haar slaap overleden. Het spijt me, Bert. Ik heb het boeket bij haar gelaten. Ik had er een kaartje aangehangen met jouw naam op. Dan is het toch een beetje alsof je bij haar bent. Je bent nu echt te zwak om haar te gaan groeten, maar we kunnen samen voor haar bidden, als je dat wil.’
‘Bidden? Dat heb ik allang afgeleerd. Dat is goed voor wie nog in de Sint en de paashaas gelooft. Ach mijn lieve Marta. Tenminste een van ons twee die uit het lijden is verlost. Ze was zo’n lieve vrouw. Ze was het beste dat me in mijn leven is overkomen. Bedankt voor de bloemen, Laura. En als je nu zo vriendelijk zou willen zijn om de notaris te bellen, en te vragen of die vandaag nog even langs kan komen. Laat me nu maar. Ik ben zo moe.’

Een dag later, toen ik tegen het middaguur bij Bert aankwam, was hij opgestaan en had hij met de grootste inspanning het raam aan de tuinkant op een kier gezet. Ik hielp hem terug in bed. Hij had lucht nodig, zei hij, hij voelde zich benauwd. Ik belde direct naar Rolf dat hij met spoed moest komen. Toen die pas drie uur later verscheen kon hij enkel nog vaststellen dat Bert overleden was aan een hartstilstand. Hij vulde de nodige documenten in met een heimelijke glimlach op zijn gelaat.

Twee weken na de “eenzame uitvaart” van Bert werd ik op het notariskantoor “geconvoceerd”. Tot mijn stomme verbazing was ik de enige erfgename van Bert en Marta IJzerman! Bert had mij doen geloven dat hij alles zou overmaken aan Zorghof toen hij ten overstaan van de notaris en zijn bediende de testamentswijziging  toelichtte. Ik was verbijsterd en overmand door tegenstrijdige emoties. Mijn hart zwol van dankbaarheid voor de lieve, oude man. Maar het kromp ineen bij het besef dat ik hem had vermoord. Mijn brein knetterde van opwinding wat ik met dit royale geschenk zou kunnen ondernemen, maar in mijn handpalmen en voetzolen brak het angstzweet uit toen ik me realiseerde wat de reactie van Berenice, Rolf en Dries zou zijn.

Ik vreesde letterlijk voor mijn leven en vluchtte naar de luchthaven. Ik boekte de eerstvolgende vlucht naar Pisa en verdween van de Belgische bodem. Nu geniet ik van het zoete nietsdoen, Il Dolce Far Niente, in het aangename gezelschap van mijn ouders.

In de komende herfst vlieg ik voor een maand naar La Réunion. Eens gaan kijken of ik Mathieu kan vinden: in mijn erfenis zaten immers nog wat memorabilia van zijn geliefde Robbe. Het ene plezier is het andere waard!

 

EINDE

 

Rene Jochems
Kontich, 23-09-2025.