Paps
1.
- Hallo paps, hoe gaat het?
- Goed hoor, jongen. Jaja, goed. En met jullie, alles naar wens?
- Yeap. Is het oké als ik rond een uur of één even binnenwip? Breng ik iets voor je mee om te eten?
- Fijn, kom maar af. En nee bedankt, ik heb erg laat ontbeten, ik hoef vandaag geen lunch.
- Goed, tot straks dan.
Mijn zoon is een goede jongen. Nu ja, jongen? Een frisse dertiger. Kreeg een degelijke opvoeding - al zeg ik het zelf - ging al fluitend door zijn pubertijd, studeerde goed, bracht van de unief diploma en lief mee naar huis, vond interessant werk, en geniet nu na gedane arbeid van vrouw en kind, twee leuke meiden.
Wij lopen elkaars deur niet plat. Da’s maar best zo! Ieder huisje heeft zijn kluisje. En dat hoeft niet onnodig open te staan. Dus, zeer benieuwd met welk groot nieuws zoonlief me straks gaat verrassen.
- Dag paps, ça va?
- Jaja, nog steeds goed. Wil je iets drinken?
- Graag. Een koffietje, als dat niet te veel werk is …
- Ik denk wel dat mijn koffiezetter nog net twee koffies aankan.
- Hoe voel je je zo de laatste tijd?
- Zeg! Ik begin echt te denken dat je een heel delicate kwestie wil aankaarten. Ik voel me nog steeds goed. Dank je wel. Of had jij de indruk dat ik al begin te dementeren op mijn vijfenvijtigste?
- Goh paps, … nee ‘t is gewoon … euhm, ik wil al een hele tijd iets bespreken, maar ik vind dat zo moeilijk. Op het werk heb ik totaal geen moeite met lastige gesprekken. Maar het ene gesprek is het andere niet. Snap je?
Je kan in de opvoeding die je je kinderen geeft veel vertrouwen inbouwen, maar over de genen die je onbewust doorgeeft heb je geen controle. Zelf ben ik van nature een binnenvetter. Heel mijn leven ben ik conflicten uit de weg gegaan, heb ik moeilijke gesprekken indien mogelijk gemeden. Een kind merkt dat niet maar het gaat op latere leeftijd je toch imiteren, vrees ik.
- Ik snap het helemaal, jongen. Helpt het als ik zeg dat, wat het ook is, ik het rustig ga opnemen. Ik ga niet zeveren, niet onnozel doen en gegarandeerd geen ruzie maken. Dus, vooruit, voor de dag ermee. Ik ben een en al oor.
2.
- Oké, ik zeg het dan maar botweg: ik vind het tijd dat jij hertrouwt.
- Pardon? Als verrassing kan dat tellen. Hertrouwen!? Zou ik daar niet eerst iemand voor moeten ontmoeten? Op m’n eentje gaat dat niet lukken. Of heb je ook al iemand meegebracht? Zit ze in de auto te wachten misschien om subiet naar het stadhuis te rijden?
- Je ging niet onnozel doen, zei je.
- Wie is er hier begonnen? Nee zeg. Eerlijk: hertrouwen… waar komt dit zo plots vandaan?
- Mama is al meer dan twee jaar dood. Dat je nog droevig bent, dat begrijp ik. Maar me dunkt dat de rouwperiode nu wel achter de rug mag zijn. Nog steeds loop jij, dag in dag uit, rond in zwarte kleren, terwijl je kast vol hangt met toffe, kleurrijke spullen. Je lijkt meer op een weduwnaar van honderd jaar geleden! Bovendien kom je het huis amper uit, behalve om wat eten te gaan halen. En zelfs daar twijfel ik soms aan.
Het overvalt me. Openhartige gesprekken met je kind zijn een cadeau, maar ook een confrontatie. Met míjn ouders had ik nooit zulke gesprekken. Nooit de diepte in, nooit echt naar hun ziel gekeken. Pas na hun dood voelde dat leeg aan: het dagelijkse gekeuvel bleek achteraf banaal.
En nu zit mijn zoon hier aan de keukentafel en stelt een knotsgekke maar oprechte vraag. Het is vast een goedbedoelde, onhandige uitnodiging om mijn gevoelens met hem te delen. Waarom lijkt dit dan een inbreuk op mijn privacy?
- Wow, dat is een flinke hap, of liever een heel menu!
- Je neemt het me toch niet kwalijk dat ik dat zo zeg?
- Integendeel. Ik ben zelfs blij dat je uitspreekt wat je op het hart ligt. Laat me beginnen met het laatste punt: eten. Dat is het makkelijkst te beantwoorden. Het is waar dat ik nu veel minder eet dan toen mama mij dagelijks culinair verwende. Maar dat wil niet zeggen dat ik nu niet, of te weinig, of ongezond eet. Je zal wel merken dat mannen, als ze eenmaal de kaap van vijftig ronden, neigen naar overgewicht. Jij hoeft daar nog niet voor te vrezen, maar ik moet op mijn tellen passen, of beter mijn happen tellen.
- Hm. En die zwarte kleren?
- Ach, die ‘toffe, kleurrijke spullen’ zoals jij ze noemt zijn in meerderheid maatje M of L, terwijl je vader al enkele jaren maat XL voert. Dat ik zwart draag is niet meer omwille van rouw, maar omdat ik gemerkt heb dat het mij eleganter staat (begrijp: ‘het slankt af’). Grappig dat je die truc niet doorhad.
- Je zou ook nieuwe kleren in kleur kunnen kopen.
- Klopt. Ik zal er eens over slapen. Bedankt voor het haute couture-advies. Maar nu eerst een chocolaatje. Jij ook?
- Nee bedankt, paps, ik let op mijn lijn.
- Haha, touché!
3.
- Zo, dan nu jouw serieuze vraag: hoelang ga ik die intriestige rouwperiode nog blijven rekken?
- Zo cru heb ik dat niet bedoeld …
- Weet ik wel. Voor mijn gevoel bestaat er geen antwoord op ‘hoelang’ rouwen. Rouwen kent geen vaste of verplichte duur. Ieder rouwt in een eigen tempo - een maand, twee jaar? En in eigen intensiteit - oppervlakkig, omdat de gemeenschap dat nu eenmaal verwacht, of diep, omdat men het verdriet haast niet te boven komt. En daartussenin zitten nog honderd schakeringen.
Tussen haakjes, rouw is geen ziekte, hoor. Je voelt je gewoon verdrietig, dat is alles. Het is ook geen psychische stoornis waar een therapeut antidepressiva voor moet schrijven. Wie een groot verdriet meemaakt die rouwt, en dat is heel normaal voor elk evenwichtig persoon.
Bon, als jij mij nu vraagt of ik nog steeds “in rouw” ben, dan zeg ik ja, want ik mis je moeder nog elke dag.
- Ik mis haar ook nog altijd, hoor! Niet meer rouwen betekent niet dat ik haar niet meer mis.
- Natuurlijk jongen. Dat weet ik. Ik weet dat, natuurlijk. Laten we ons beider rouw nu niet op de weegschaal leggen. Het is logisch dat jij mama erg mist: ze heeft jou negen maanden vlak bij haar hart gedragen. Vervolgens heeft ze je op de wereld gezet en was jij haar onvoorwaardelijke oogappel. Jullie wederzijdse liefde heb ik altijd bewonderd en toegejuigt. En jullie regelmatige tête-à-têtes heb ik steeds hartverwarmend gevonden. En er een klein beetje jaloers op geweest.
Moest zij echt eerst sterven voor wij, vader en zoon, elkaar een keer spreken over ‘het leven’? Het klinkt als een verwijt, maar aan wie dan? Aan hem? Aan mij? Nee, aan niemand. En toch … een gesprek beginnen is nog geen gesprek voeren. Hij wacht. Hij wil meer horen dan mijn uitleg over rouw. Hij wil weten waarom ik haar mis.
De weg ligt open, maar welke kant ga ik uit bij de splitsing? Wordt het totale openheid en kaarten op tafel, of verschuil ik me opnieuw achter de welluidende clichés?
4.
- Als ik zeg dat ik mama mis is dat niet omwille van haar kookkunst, toegegeven ook wel een klein beetje daarom, maar in de eerste plaats omdat zij mijn soulmate was. Wij vulden elkaar aan, waren elkaars klankbord, elkaars toeverlaat in vrolijke en in bange tijden. Na drieëndertig jaar vorm je een hechte, ondeelbare eenheid. Synergie waardoor het resultaat beter is dan wat de afzonderlijke leden kunnen realiseren. Als die unie dan plots ongewild uiteen valt, is het alsof je iets fundamenteels mist dat je nodig hebt – een arm of een been. En op de een of andere manier moet je toch door met je leven, maar niemand weet je precies uit te leggen hoe.
Heb ik niet een geweldige carrière als sprookjesverteller misgelopen? Mijn volwassen zoon legt zijn hand voor de mijne klaar en ik leg er mijn hand niet bij, ik geef niet thuis. Ik ontbeer niet enkel die bijzondere verbondenheid die hij had met mijn vrouw, ik slaag er zelfs niet in om hem in mijn ziel te laten kijken. Een gouden kans om te praten over alles wat goed en fout ging in ons gezin laat ik onbenut. Is het angst voor kritiek? Of is het hunkering naar goedkeuring?
- Je mama en ik waren twee handen op één buik. Hoe verschillend we ook waren, qua achtergrond, opleiding, loopbaan, hobby’s, we vonden steeds ‘common ground’. Vanuit vaak totaal tegengestelde uitgangspunten vonden we overeenstemming, zowel voor de aankoop van onze opeenvolgende woningen, de inrichting ervan, de auto’s, vakanties, tot en met de gezinsplanning. Ik kan enkel wensen dat een ervaring als de onze ook jou en je lieve vrouw te beurt mag vallen.
Het etiket ‘leugenaar’ is misschien wat overdreven, maar de eulogie is wel erg ver van de waarheid. Wat is er mis met te bekennen dat ik veel water in de wijn heb gedaan? Eigen gezichtsverlies? Of wil ik koste wat het kost haar heiligenstatus bewaren?
- Als kind heb ik toch dikswijls spanningen gevoeld. Ik kan dat niet zo goed duiden. Zeker niet waarover die conflicten gingen. Maar ik voel nog steeds de angst die ik had. Angst dat jij ons zou verlaten, zoals ik dat af en toe bij klasgenootjes zag gebeuren.
- Natuurlijk was ook ons huwelijk geen zorgeloze wandeling door het park. Je mama en ik hadden ook onze meningsverschillen, en een akkoord is niet altijd in een-twee-drie bereikt.
Op het werk is zoiets veel makkelijker op te lossen, dat weet jij ondertussen ook wel. Je zoekt uit waar het probleem zit, bespreekt dat zonder emotioneel gedoe, je respecteert elkaar en zoekt welke toegeving voor iedereen acceptabel is, en zo vind je stap voor stap een compromis. Thuis is dat niet zo vanzelfsprekend. Daar ligt alles veel gevoeliger en complexer. Soms begint het met een onbenullig akkefietje, maar voor je het weet worden er andere zaken bij betrokken en wordt de knoop al langer hoe moeilijker te ontwarren. Niets in een relatie is zo ongrijpbaar als emoties en onderliggende gevoelens. Het zijn de onuitgesproken gedachten die het lastig maken om een conflict ontleed te krijgen en op te lossen.
Maar ik ben ten zeerste verrast om nu te horen dat jij als kind dat gemerkt zou hebben en je je daarover zorgen maakte.
Ik hoor het mezelf zeggen, maar vanbinnen voelt het alsof ik mezelf tegenspreek. Hij legt zijn herinnering op tafel — en ik schuif de mijne weer onder het tapijt. Hoeveel langer kan ik dit spel spelen?
5.
- Zeg nu eens eerlijk, paps, heb jij ooit overwogen om eruit te stappen? Kan je toegeven dat je mama en mij wilde verlaten?
Dit is het mes op de keel. Hier sta ik nu met mijn sprookjeshuwelijk. Hoe breng ik onder woorden dat de kostprijs van een compromis soms zo hoog kan zijn dat het mentale bankroet dreigt.
- Periodes doormaken dat het in je hoofd even niet zo helder is, dat maakt iedereen wel eens mee. Dus ja, ik kan je oprecht vertellen dat je ouders bij momenten niet direct een uitkomst voor een of ander probleem hadden en dat er dan soms dwaze gedachten door mijn hoofd gingen … Euh, maar ik verzeker je, dat jullie welzijn voor mij altijd een prioriteit is geweest en dat ik nooit mijn vrouw en mijn zoontje in de steek gelaten zou hebben.
- Mmm.
- Wat bedoel je: Mmm?
- Ach, ik probeer gewoon uit je geslepen antwoord de waarheid te distilleren. Je ging niet zeveren, zei je. Maar dit leek er wel wat op, als ik dat mag zeggen.
Dat mijn jongen dat juist heeft aangevoeld, dat mijn koffers – ook al was het dan virtueel – gepakt waren. Maar ‘tussen droom en daad’ zegt Elsschot terecht, staan ‘wetten, praktische bezwaren en ook weemoedigheid’.
- Als jonge vader weet jij ook dat wanneer je pasgeboren baby je pink in zijn vuistje houdt, dat je dan voor de rest van je leven aan hem vastzit. Dat wanneer je kind in je armen in slaap valt je een vrede ervaart die je niet meer kwijt wil. Ik hield van jullie en jullie hielden van mij. De dankbaarheid die ik voelde … hoe had ik die kunnen negeren om weg te gaan? Ik zou jullie nooit in de steek gelaten hebben.
- Ik stel mijn vragen vanuit een verlangen je te begrijpen, vanuit een poging, al is het maar voor even, in jouw schoenen te staan. Helaas, ondanks de mooie woorden en met je hart op de tong, zie ik het zweet in je handpalmen staan en hoor ik uit je mond nog steeds niet een oprecht relaas. Ik was een jaar of acht toen mama mij heel voorzichtig voorbereidde op jouw vertrek: “Papa is boos. Op mama, niet op jou. Papa gaat elders wonen omdat hij boos is, op mama, niet op jou.”
Uiteindelijk is papa niet elders gaan wonen. Je bleef, maar de spanning bleef ook. Ik voelde ze nog jarenlang onderhuids op en neer gaan.
Nu is het weer aan jou, paps.
Hij kijkt me recht aan. Moet ik nu echt voor de bijl? Hij beseft niet wat hij verlangt. Moet ik nu blijven liegen om zijn bestwil? Of moet ik biechten met het risico op een definitieve breuk?
6.
- Ja, jongen. Je herinnering is correct: op een bepaald ogenblik wou ik weg. Ik heb toen lang met mezelf in een knoop gelegen omdat verstand en hart verschillende kanten opgingen. Ik ben blij dat ik ten langen leste heb beslist om te blijven. Ook al was dat soms moeilijk. Mag dat volstaan?
Zeg ja. Please. Laat het hierbij, jongen, de rest heeft vandaag geen belang meer. Ik moet hem afleiden voor hij verder vraagt.
- En nu, wat dat hertrouwen betreft: daar heb je me flink mee doen schrikken. Hoe kom je daar nu bij?
- Daar kunnen we het zo dadelijk nog over hebben. Ik voel me toch nog niet voldaan met die toegeving dat je weg wou. Je zingt eerst een loflied op jullie ‘ondeelbare eenheid’, een ‘match made in heaven’, en dan zit er ineens een kiezeltje in je schoen en wil je eruit. Waarom?
- Omdat zo’n kiezeltje in je schoen reuzepijn kan doen.
- Nee, blijf serieus, a.u.b.!
Arme, arme, jongen. Na vandaag zal niets nog hetzelfde zijn. Het spijt me zo ….
- Goed dan. Ik geef me over. Maar vooraf wil ik je nog op het hart drukken dat ik altijd van je gehouden heb, net zoals ik altijd van je moeder ben blijven houden. Wees daar a.u.b. honderd procent van overtuigd.
Ik was net drieëndertig geworden toen ik op vrij korte tijd te maken kreeg met vermoeidheid, lichte kortademigheid, spontane blauwe plekken en terugkerende infecties. Mama vond bovendien dat ik abnormaal bleek zag. De doktersbezoeken en allerlei tests toonden aan dat ik leed aan acute leukemie.
Het was een domper op de vreugde van ons gezinnetje. Tot die dag voelden we ons goed, onoverwinnelijk, onkwetsbaar. Het leven hing plots aan een zijden draadje. Dat was nog maar de eerste donkere wolk: de storm moest nog komen. Het medische team dat mij begeleidde adviseerde een beenmergdonatie voor de beste prognose op genezing. We moesten dus op zoek naar een geschikte donor. Omdat de kans op een match het grootst is door genetische verwantschap begint men meestal met het testen van de kinderen. Jij dus.
- Ik herinner me daar niets van.
- Dat is logisch: de beenmergtransplantatie ging niet door, omdat … euh, omdat wij, euh … omdat jij en ik genetisch niet compatibel zijn.
Mijn keel wordt dichtgeknepen. Zijn ogen blijven strak op de mijne gericht. Ik weet écht niet of ik het vervolg eruit krijg.
- Via het bloed, euh, via het DNA-onderzoek dus... dat altijd wordt uitgevoerd vooraf... voor de donatie plaatsvindt... kwam toen aan het licht … dat ik jouw vader niet ben.
7.
De stilte ruist in mijn oren. De lucht in de kamer weegt lood. Zijn blik is haast ondraaglijk. Hij lijkt verlamd. Is sprakeloos. Langzaam laat hij zijn ogen zakken. Op tafel grijpt hij mijn licht bevende hand en kijkt me weer aan. Vol medeleven.
- Het spijt me.
Een traan ontspringt aan zijn linkeroog, glijdt langs zijn neus, zijn mondhoek voorbij en blijft bengelen aan zijn kin. Ook ik hou het nu niet meer droog. Onze vier handen houden mekaar stevig vast … alsof ze ons duidelijk willen maken dat we, ondanks alles, bij mekaar horen, bij mekaar blijven.
Na een eeuwigheid van vijf minuten lachen we stoer de tranen weg. Uit de kast haal ik twee glazen en een fles oude Glenfiddich, een heerlijke Schot die ik bewaar voor uitzonderlijke gelegenheden. De geur van de whiskey benevelt de lucht. We klinken stilzwijgend: een eed op onze onverbreekbare band.
8.
- En, wie is de ‘gelukkige’ vader? Ik ben wel benieuwd.
- Als ik het zou weten, jongen, ik zou het je direct vertellen. Helaas heb ik geen idee wie je biologische vader is. Tot vervelens toe heb ik het je mama gevraagd, en telkens kreeg ik het antwoord: ‘een onbekende soldaat’.
- Wat bedoelde ze daarmee?
- Een enkele keer heeft ze me het gebeuren kort en bondig samengevat: in de trein zat ze tegenover ‘een iets oudere gentleman’, haar woorden. Blijkbaar iemand met een overweldigende uitstraling want het was ‘een coup de foudre’, haar woorden. Ze zijn samen uit de trein gestapt, een hotel binnen, hebben een niet nader gespecifieerde tijd aangenaam verpoosd, en vervolgens zijn ze ieder zijns weegs gegaan. Zonder elkaars namen of coördinaten te delen. Einde verhaal.
- Alleen kwam er aan het verhaal een staartje: ik.
- En dat kwam dan nog per toeval naar buiten. Ook tot haar oprechte verbazing trouwens.
- Een last valt van mijn schouders eindelijk te weten wat de oorsprong was van die sombere dreiging in huis.
- Ik beken dat het moeilijk was om te leren geen kostbare tijd te geven aan zaken die niet belangrijk meer waren. De vrijgekomen tijd kon ik beter besteden aan nuttige zaken zoals mijn gezondheid en mijn relaties met familie en vrienden.
Was het de whiskey die hart en ingewanden verwarmt en de geest tot rust brengt? Of waren het de ‘gentleman’-genen die hem de pijnlijke onthulling beheerst deden verwerken?
In die korte tijd leek hij plots aan maturiteit gewonnen te hebben. Tegenover mij zat niet langer ‘mijn jongen’ maar mijn vriend voor het leven.
- Ik stap maar eens op. Mijn vrouw zit thuis te wachten op de concrete planning van je bruiloft.
- Ach, jongen toch, je zal haar moeten teleurstellen, vrees ik.
- Geen erg: ik kan haar troosten met een smeuïg verhaal.
Zijn warme glimlach stelde mij gerust dat alles oké was. Bij zijn vertrek omhelsden we elkaar innig, als vader en zoon.
9.
De nacht en de zoete roes van Glenfiddich.
- Ik stap maar eens op. Maar, wat moet ik nu zeggen tegen die vrouw die in mijn auto zit te wachten op jouw antwoord?
- Ach, jongen, zeg haar dat ze met je vader mag trouwen … maar dat je helaas niet weet wie je vader is.
- Ik kan haar toch niet met lege handen naar Libië terugsturen.
- Nee, je hebt gelijk, dat zou harteloos zijn. Weet je wat, laat haar maar binnenkomen, en ga jij rustig naar huis. Ik doe wel een praatje met jouw Libanese diva.
- Goedenavond, meneer.
- Oh, u spreekt Nederlands, da’s een hele opluchting want mijn Libanees is niet meer wat het geweest is. Goedenavond, mevrouw.
- U woont in een mooi huis.
- Dank u wel. Ja, mijn vrouw en ik hebben het hier gezellig gemaakt mag ik wel zeggen. Maar gaat u toch zitten. Mag ik u iets te drinken aanbieden? Ik kan de whiskey van harte aanbevelen: achttien jaar oud en uit een exceptioneel vat.
- In Libië is alcohol verboden. Heeft u toevallig hibiscusthee?
- Kijkt u zelf eens in die schuif daar, de bovenste, die zit vol met muntthee, kamillethee, gemberthee, en wie weet vindt u er ook een zakje fiscusthee. U heeft een rare smaak, als ik dat mag zeggen.
- Ik neemt een kamillethee. U ook?
- Bedankt, ik blijf liever bij deze gedistilleerde gerstthee gerijpt op eikenhouten vat. Dranken mixen is af te raden, heb ik geleerd.
- Op uw gezondheid. Moge Allah je zegenen.
- Morgen gaat het regenen? Echt? Dat is jammer voor ons, maar goed voor de natuur, toch?
- Misschien heeft meneer genoeg gedronken.
- Nee helemaal niet dronken. Ik kan nog perfect de weg naar Libië vinden: Italië helemaal doorrijden en dan nog een laatste stukje zwemmen. Zegt u het maar als we moeten vertrekken.
- Ik wil helemaal niet vertrekken. Ik was gevraagd om uw nieuwe vrouw te worden.
- Ho, ho, ho, u was gevraagd om de nieuwe vrouw te worden van de vader van mijn zoon. Maar mijn zoon is mijn zoon niet. Ik ben dus niet de vader van mijn zoon. Er is duidelijk een misverstand, of men heeft u jammerlijk misleid.
- Dat is een bizarre familiale toestand. Maar, het is niet omdat u niet de vader van uw zoon bent, dat u niet de man van een vrouw kan zijn. U kan toch mijn man zijn.
- Mijn beste dame, dat is de theorie. In theorie is er geen verschil tussen theorie en praktijk, maar in de praktijk wel. Praktisch gezien ben ik namelijk erg kieskeurig.
- Dat treft: ik ben ook heel kieskeurig. Aangezien u akkoord gaat dat er theoretisch geen bezwaar is, dienen we enkel nog de praktische uitvoerbaarheid te testen.
_Tja, als u het zo ziet, mevrouw, dan lijkt een methodologische studie met een gerandomiseerd gecontroleerd onderzoek de correcte procedure om als wetenschappelijk bewezen een grote mate van aannemelijkheid, eventueel met nuance en foutmarges, te kunnen verkrijgen die leidt naar een conclusie met absolute zekerheid.
- U zegt het voortreffelijk, meneer. Kunnen we dan nu …?
- Zeer zeker. We kunnen. Sta mij toe u de weg te wijzen naar de hemel. Het is op de tweede verdieping.
Het goot inderdaad pijpenstelen toen paps de volgende morgen, middag bijna, met schele hoofdpijn wakker werd, verwonderd dat er naast hem niemand anders in bed lag.
E I N D E
Rene Jochems
Kontich, 16-09-2025.