Onuitgesproken
DEEL I
"De bitterste tranen die over graven worden geplengd, zijn voor onuitgesproken woorden.” (Harriet Beecher Stowe)
1.
“Hoelang ga je het nog blijven uitstellen? Dat is nu al meer dan vijf maanden. Ik ben dat getreuzel écht zat! Djiezes zeg! De volgende mislukking loert al om de hoek.”
Het spiegelbeeld en hij laten hun blik zakken, ontdaan door het terechte verwijt. Langzaam richten ze zich op en kijken elkaar weer in de ogen. “En dan telkens daarbij die beteuterde smoel… O, sorry. Dat was niet zo bedoeld. Ik moet echt leren om milder voor je te zijn.” Zijn reflectie knikt instemmend en zegt: “Maar ik begrijp je wel. Dit uitstelgedrag is inderdaad frustrerend. Ik wou dat ik meer lef had. Dat ik risico’s durfde te nemen”.
Rejo draait de kraan open, steekt zijn kop onder de koude waterstraal, draait de kraan weer dicht, strijkt met beide handen over zijn gezicht en door zijn haren. Hij bekijkt een poos die natte kop voor hem en zegt: “Mildheid. Remember? In de lessen mindfulness zei de coach: ‘Wees mild voor jezelf’. En ook: ‘Hoe kunnen we van anderen verwachten dat ze van ons houden als we niet van onszelf houden?’”
Hij zucht, schenkt zijn evenbeeld een mooie glimlach en zegt: “Oké, boy. Zullen we voor de verandering dat dan eens proberen?” Rejo verlaat de badkamer vol hernieuwde moed. Hij is nu alleszins beter gezind dan toen hij binnenkwam.
2.
Hoewel hij gezworen had nooit meer te beginnen aan nieuwjaarsresoluties, had Rejo dit jaar plechtig aangekondigd om te starten met ‘Project Boek’. Zoals veel mensen liep hij al jaren met een boek in zich, maar de tijd was gekomen om zijn borst open te snijden en dat boek eruit te rukken. Het voornemen werd door de licht beschonken aanwezigen op gejuich onthaald.
Spijtig genoeg is er begin juni van deze resolutie niet veel te zien en de enkeling die zich de eedaflegging herinnert is overtuigd dat Rejo er weer de brui aan gegeven heeft.
Nieuwjaarsresoluties mislukken meestal omdat we gewoontedieren zijn: de nieuwe activiteiten vallen buiten onze comfortzone, of botsen met agenda’s, partners of andere beperkingen. Terwijl de meeste positivisten hun goede voornemens niet kunnen volhouden, was het Rejo zelfs niet gelukt om er mee te beginnen. Hij was nochtans tijdens de kerstdagen aan de voorbereiding begonnen: zo had hij onder meer enkele interviews doorgenomen waarin een bekende schrijver zijn of haar werkwijze uit de doeken deed. Hij noteerde de ene tip na de andere en stond goed geölied en volgetankt aan de startlijn, maar starten deed hij niet.
3.
‘Op een rustige plek gaan zitten’ is tip nr. 1. Een makkie: check.
Vervolgens schuift Rejo zijn laptop aan de kant en legt de pas aangeschafte blocnote voor zich, samen met zijn nieuwe Micronstift.
Daarvoor vinkt hij tip nr. 2 af: check.
Tip nr. 3 – maak je borst maar nat Rejo – ‘Begin met schrijven: al wat in je opkomt, om het even wat, om het even hoe, redigeren doe je later.’ Hij staart naar de maagdelijke pagina in pastelgeel, vier functionele gaatjes aan de linkerzijde, een rode kantlijn, en 32 lichtgrijze lijntjes. Hij telt ze voor de zekerheid tweemaal na. De stift in aanslag wiegt heen en weer boven het blad, in blijde verwachting van de goddelijke inspiratie die komen gaat.
De ogenschijnlijke rust die uitgaat van het bureaublad staat in schril contrast met het knetterende vuurwerk in Rejo’s hoofd. De innerlijke stemmen strijden om zijn aandacht, willen koste wat het kost hun herinnering de eer laten behalen om op de eerste pagina, het liefst in de eerste alinea te staan schitteren.
Rejo weet wel dat hij niet direct en definitief moet beslissen of het een autobiografie wordt of een fictief verhaal, of iets daar tussenin, maar welk woord moet hij op papier zetten om zijn creativiteit los te laten, om de poort te openen voor de massa woorden in hem? En dan, uit het niets komt de ingeving, en hij schrijft het eerste woord dat hij ooit heeft gesproken: mama.
4.
Rejo zoekt naar de vroegste herinneringen aan zijn moeder. Hoe zij hem alles heeft gegeven. Hoe hij alles gretig heeft aangenomen, ervan heeft genoten, maar weinig of niets heeft teruggegeven. Nu is het te laat. Hij kan niet terugkeren naar het verleden om haar te tonen hoeveel hij van haar houdt, hoezeer hij haar waardeert. Hij mist de kans om het goed te maken, vooral toen ze die laatste jaren ziek was. Zijn geheugen roept het beeld weer op van haar dagenlange doodstrijd. Hoe zij eindelijk rustig werd en uitdoofde toen hij zei: “Het is oké, ma. Je hebt het goed gedaan.” Tranen van spijt bijven steken achter een wazige blik. Ze is weg. Voorgoed. De pijn zit diep, het berouw is schrijnend.
Onveranderlijk zweeft zijn stift boven het lege blad met dat ene woordje. En alsof ze haar kleine jongen bij de hand neemt, schrijft hij ‘Mama was een bange, blanke vrouw’.
Vol verwondering kijkt hij naar de woorden die zijn pen tevoorschijn tovert. ‘Zij was lief, deugdzaam, overijverig, mensenschuw en ziekelijk jaloers.’ Rejo komen toestanden voor de geest die haar aureool deels glans ontnemen, pijnlijke momenten buitenshuis, ontluisterende situaties binnenskamers. Hij beleeft het opnieuw, wil er zo graag met haar over praten, misverstanden opruimen, het weer goedmaken, maar ze is weg.
Weg is meteen ook wat zijn eerste alinea moest zijn.
5.
Bedtijd. Tanden poetsen. In de spiegel, een blik van verstandhouding, het peilen van zijn gedachten. De stilte is veelzeggend en duurt tot lang na het poetsen en spoelen.
“Waarvoor was mama bang geweest?”
“Voor wat dé mensen zouden denken, natuurlijk. Voor onbekenden, voor vreemde mensen vooral.”
“Zij had de oorlog meegemaakt: de zinloze vlucht naar Frankrijk, de moeizame terugkeer, de harteloze bezetting van haar stad, de constante dreiging.”
Dat alles had zwaar gewogen, realiseert hij zich. Het had sporen nagelaten, een soort posttraumatische depressie, slapeloosheid, angst. Onder de dekmantel van zorgzaamheid had zij haar diepgewortelde gevoel van onzekerheid met de moedermelk doorgegeven aan haar kind. Rejo herkent in de ogen van zijn spiegelbeeld de latente angst die nooit ver weg is, steeds op de loer ligt. Net als zij is hij timide – hij leerde het camoufleren met flair. Net als zij is hij allergisch voor verre reizen – hij verpakt het handig in een pleidooi voor het milieu. Net als zij heeft hij een afkeer van conflicten – hij trekt zich terug en noemt het zelfbeheersing. En net als zij houdt hij van chocolade.
6.
De ochtendstond heeft … verse ideeën in petto? Al weet Rejo uit ervaring dat zulk wensdenken een gunstig resultaat niet garandeert. Hij is vol goede moed aan zijn bureau gaan zitten en luistert aandachtig naar de innerlijke dialoog. Een van de stemmen adviseert om met mama verder te gaan maar hij aarzelt: de voorraad herinneringen aan haar is vrij mager. Hij had niet goed opgelet. Hij was altijd bezig geweest in zijn eigen wereldje: met autootjes en treintjes, later met huiswerk en lezen, en nog later met muziek maken en tekenen. Waar hij een nostalgisch aandenken zoekt vindt hij slechts een ondraaglijke leegte, op een enkel souvenir na.
Toen hij, in de twintig reeds, het huis verliet had zij daar intens en langdurig verdriet over. Hij had dat erg gênant gevonden. Hij had haar toch niet verlaten! Was alleen maar verhuisd. Zijn pogingen om haar te overtuigen hadden geen succes. Het kon voor hem niet dat zij hem bleef verzorgen, voor hem bleef wassen, plassen, koken, enzovoort, terwijl hij ondertussen een volwassen man was die best voor zichzelf kon zorgen! Blijven genieten van “Hotel Mama” vond hij een ondankbare houding. Zijn zalvende woorden gingen teloor. De tranen bleven komen. Zij voelde zich onterecht gestraft, vooral wanneer de frequentie van zijn bezoekjes stilaan verminderde. Hij wilde wel, maar kon dat stille verwijt en die droefgeestigheid niet aan.
7.
Rejo hamert nerveus met zijn stift op de blocnote. Het klinkt meer als een SOS in morsecode dan als het ritme van een liedje. Hij ergert zich vreselijk aan het feit dat niets van haar begrafenis hem is bijgebleven: waar het was, wanneer precies, wie er aanwezig waren, wie er had gesproken … Had hij die trieste gebeurtenis verdrongen of was hij in die periode weer door iets heel anders danig in beslag genomen?
Hij was op dat ogenblik zesenveertig, succesvol in zijn carrière, druk met studiedagen, congressen, en allerhande culturele of sociale engagementen. Allemaal waar, maar geen reden om het afscheid van zijn moeder, de vrouw die hem gemaakt had van haar vlees en bloed, om uitgerekend hààr uitvaart te hullen in een ondoordringbare mist.
Hoe anders was het zes maanden later gegaan bij het overlijden van zijn vader. Hij had een laudatio funebris uitgesproken voor een volle aula gevuld met familie, vrienden en medebewoners van het verzorgingstehuis De Sterrenwijzer. Dag en nacht had hij eraan gezwoegd. Bij een enkele passage brak zijn stem, overmand door emotie.
Voor de gemeenschap had de biografie eervol en bescheiden geklonken: een compleet geleefd leven van een harde werker. Als auteur daarentegen, zat hij met een gemengd gevoel: hij wist zich schuldig aan manipulatie voor het bewaren van familiegeheimen. De lofrede bleef in hem nazinderen, maar vooral wat hij níet had verteld. Had hij maar jaren eerder een mogelijkheid gezocht voor een openhartig gesprek. Van mens tot mens. Van hart tot hart.
8.
Gemis, verdriet, doffe pijn, dit boekproject begint onverwachts oude wonden te openen. Hoe dieper hij in het verleden graaft, hoe meer Rejo voelt dat hij aan rouwen toe is. De tijd heeft mij niet geheeld, bedenkt hij. De wisselwerking van de woorden in zijn hoofd en de woorden op het papier heeft zijn rouwproces in gang gezet. Dit inzicht geeft hem een krop in de keel en het huilen staat hem nader.
Was mama in het gezin steeds de stille kracht op de achtergrond, zijn vader was het onevenaarbaar rolmodel geweest. Met trots kwamen geregeld jeugdverhalen boven water van worstelaar tot badman-redder, studieverhalen van scheepsbouwkundig tekenaar tot treinmachinist. Aan tafel vielen de avonturen te smaken van zijn leven als brandweerman, van uitslaande branden blussen tot slachtoffers uit autowrakken bevrijden. Heldendaden waarbij de schooltijd van een schriele Rejo saai afstak.
Verplichte ochtendoefeningen met gewichten en regelmatig stimulerende rake klappen ten spijt, de verwachte biceps en weerbaarheid van de zoon des huizes kwamen niet, alleen maar tranen en angst. Sic transit gloria mundi.
9.
Mama was de bedeesde dochter van een beroepsmilitair, een oud-strijder uit de eerste wereldoorlog, met longen getekend door het zenuwgas. Vanzelfsprekend kon een sportieve, vlijtige jongeman rekenen op de goedkeuring van haar ouders. Er werd ‘in stilte’ (?) getrouwd en ‘sober’ (?) gefeest in Nederland (?), bij verre familie (?). Jaren later concludeerde de puberende Rejo dat er tussen april en september minder tijd zat dan de vereiste negen maanden tot de geboorte van zijn oudste zus. Voor welke jongen dan ook is zoiets een spannende ontdekking. Voor Rejo betekende het wekenlang stormtij in zijn hoofd: nooit wist hij de moed te verzamelen om zijn bevinding met iemand te bespreken.
Het raadsel hield hem in de ban. Het voelde ongemakkelijk. Die onvoorziene zwangerschap rijmde niet met het beeld van een deftig koppel, zoals zijn mama en papa. ‘Wat zouden de mensen wel niet zeggen!’ Rejo wist niet hoe ermee om te gaan omdat hij er niet over kon praten. Had hij het ooit durven vragen, er zou wat gezwaaid hebben!
Hoewel zijn zussen en hijzelf vaak door hun ouders oneerlijk beoordeeld werden voor de prestaties op school of niet uitgevoerde huiselijke taken, kon hij hen deze misstap niet kwalijk nemen. Zijn gevoelige zieltje vond het zelfs romantisch. Tenslotte hadden zij hun gezin te danken aan die voortplanting. Hij zag dan ook in dat hij zonder zijn ouders niet was geworden wie hij was.
10.
Terwijl hij zit na te genieten van de ouderlijke escapades, roert zich een giftig stemmetje. Het herinnert hem eraan dat bij het schrijven van de lijkrede, hij vluchtig oude documenten had doorsnuffeld op zoek naar kapstokken om vaders biografie aan op te hangen. Was hij ondertussen misschien vergeten hoe hij was geschrokken om in het Burgerlijke Mobilisatieboekje achter zijn vaders naam te lezen Burgerlijke staat: gehuwd, 12.10.37 !
Rejo had dit kordaat aan de kant geschoven, voor later: de rouwende gemeenschap had aan zulke verwarrende informatie geen boodschap, en hij, op dat moment en in die toestand, ook niet. Zijn vader was met zijn moeder getrouwd op 15 april 1946. Punt uit.
Nu, al puzzelend-schrijvend krijgt dit bizarre stukje geschiedenis zijn volle aandacht. Het verlangen om het verleden te herschrijven moet wijken voor de waarheid. Voordat vader mama leerde kennen had hij dus al een huwelijk achter de rug. Wie was die eerste vrouw? Hoe is zij daarna uit zijn leven verdwenen? Had de oorlog ermee te maken? Hadden zij kinderen gehad … Heeft hij, Rejo, ergens een halfbroer of een halfzus rondlopen? De vragen buitelen over elkaar heen. Inwendig verontwaardigd moet hij vaststellen dat niemand het ooit nodig had gevonden om hem dat te vertellen. Het veroordelende commentaar van de buitenwereld kan hij zich al te goed inbeelden. Rejo moet dit dieper uitspitten, belt meteen naar het stadsarchief en informeert naar de procedure om een huwelijksakte te kunnen raadplegen.
11.
De administratieve molen werkt traag maar zeker. Maar zeker traag. Alsof ze een van hun ambtenaren moeten laten tijdreizen naar 1937. Rejo wordt van het wachten danig gespannen. Misschien kan hij even naar buiten, zijn zinnen verzetten met een stevige wandeling … Hij laat de gezonde gedachte meteen uitdoven en verschanst zich weer aan zijn bureau. Een voor een bestudeert hij eerbewijzen, medailles, officiële documenten, papiertjes met haastige krabbels, foto’s, e tutti quanti, maar over dat mysterieuze huwelijk is niets te vinden. In afwachting van de beloofde kopie van de akte begint hij al het materiaal chronologisch te ordenen.
Als kind had zijn vader het niet onder de markt gehad. De jongen begon immers zijn leven zonder vader — die vocht, tijdens de Grote Oorlog, in de loopgraven. Pas in 1918, op zijn derde, zag hij hem voor het eerst. Rejo’s grootvader was een Antwerpse garde-ville, met bijbehorende forse knevel. Tegelijkertijd, en samen met zijn vrouw, was die ook nog conciërge. Sporadische uitspraken van zijn vader over hoe veelomvattend en zwaar deze verantwoordelijkheid was doemen onverwacht op: openen en sluiten van het gebouw, sleutels beheren, toezicht houden op orde en veiligheid, reparaties uitvoeren, poetsen, enzovoort. Als grootvader niet op dienstronde was, dan werkte die zich als gebouwbeheerder uit de naad, dag en nacht.
En grootmoeder? Zij droeg de broek! Dat had iedereen, vroeg of laat, wel door.
12.
Het kind van de conciërge werd eveneens ingeschakeld in het grotemensengebeuren. Geen wonder dat Rejo’s vader later in het eigen gezin niet kon stilzitten, en zich graag ontpopte tot toonbeeld van vlijt. Hij kon als de beste koken, afwassen, poetsen en allerhande repareren. Hij presteerde het zelfs om eigenhandig een huis te bouwen, een droom van een bungalow in de Zoerselse bossen, eeuwige vakantiebestemming nr. 1 van het gezin. Hij verwachtte dan ook niets minder dan enthousiaste navolging door zijn kroost. Rejo stelde hem daarin vaak teleur. Die zat immers liever te lezen of te tekenen …
Rejo’s vader hield erg veel van muziek, maar ook die liefde werd door diens moeder gefnuikt. Diverse pogingen om een instrument te leren bespelen eindigden keer op keer in een verbod vanwege zogenaamde geluidsklachten van de bewoners. Het gevolg was dat hij een generatie later zijn kinderen verplicht naar het kinderkoor stuurde, én naar de drumband, én naar de muziekschool voor notenleer, piano en accordeon. Met voldoening genoot hij dan van de plaatsvervangende revanche op grootmoeders kwaadwilligheid. Terwijl zij als huisbewaarster zorgde voor de public relations met de chique bewoners van het pand, mocht haar zoontje dweilen, opnemen, afstoffen en opblinken. De voorbeeldige jongen werd dan ook door iedereen geprezen.
13.
Rejo werkt verder met de verzameling tijdsdocumenten die hij ter beschikking heeft, terwijl hij wacht op de pijnlijke huwelijksakte ter bevestiging. In stilte koestert hij de hoop dat de zoekactie in het Felixarchief nergens toe zal leiden. Hij weigert te geloven dat zijn respectvolle vader een jonge losbol zou zijn geweest die, gedreven door zijn hormonen, vrouwen achterna liep.
Natuurlijk was hij meer dan eens getuige geweest van jaloerse uitvallen van zijn moeder. Op gevorderde leeftijd, gepijnigd door reuma en artrose, moest vader het fysiek zware werk in het mannenbastion van de brandweer inruilen voor het lichte kantoorwerk op een bureau. Op het moment dat het thuis doordrong dat hij daardoor een werkruimte deelde met enkele jonge vrouwen, was het huis te klein!
De man die ooit als worstelaar door menig tegenstander werd gevreesd, stond daar nu totaal hulpeloos, als een beklaagde in een rechtbank die valse beschuldigingen moet aanhoren. Hoe moest hij in ’s hemelsnaam weerleggen wat níét was gebeurd, en níét zou gebeuren? Hoe moest hij zijn vrouw overtuigen van zijn liefde en trouw?
Rejo voelde met hem mee, bemerkte zijn vaders wanhoop, maar kon zich als tiener moeilijk als deskundige opwerpen om de zaak te helpen bepleiten. De sfeer van wantrouwen bleef hardnekkig aanwezig. Het duurde lang eer moeder weer geloofde dat de dag nooit zou komen waarop een ander haar echtgenoot zou verleiden, en hij daar niet tegen bestand zou zijn.
14.
Atheïsme en socialisme waren in huis eigenlijk vanzelfsprekend. Zijn beide ouders hadden zich na een traditioneel christelijke opvoeding – zij Maria evocerend in de processie, en hij als koorknaap missen dienend – compleet tegen de kerk gekeerd. Laatbloeier Rejo was al bijna twintig toen de impulsiviteit van zijn puberbrein het ouderlijke gedachtengoed in vraag begon te stellen.
In zijn wisselende stemmingen en zoektocht naar een eigen identiteit bleek Rejo gevoelig voor politieke propaganda van gematigd rechtse signatuur. Wanneer hij de daad bij het woord voegde en ook ging deelnemen aan betogingen, kreeg hij het aan de stok met vader. Had die niet enkele jaren daarvoor strijd geleverd tegen dat hatelijke fascisme? Tal van kameraden verloren in die rotoorlog? Wat wist een snotneus van twintig jaar over het hypocriete spel van de politiek?
Kortsluiting. Koude oorlog. Maar geen van beiden had zin in uitzichtloze discussies. Misschien hoopte vader stiekem dat dit tegendraadse gedrag zou afzwakken en zijn zoon met de jaren tot inzicht zou komen. Little did he know dat 50 jaar later de linkse Rejo zou gaan graven in vaders rechts verleden.
Rejo bekijkt nu aandachtig de verkleurde ‘NKB-Eenzelvigheidskaart’ van 1941, lidkaart van zijn vader bij de Nationale Koninklijke Beweging. Hij had ooit al iets opgevangen bij zijn grootouders, dat zijn papa een dappere ‘weerstander’ was geweest. Het is dus niet vaders deelname aan het Gewapende Verzet dat hem shockeert, wel de ideologische strekking van de groep waartoe hij behoorde. NKB was weliswaar afgescheurd van het extreemrechts Rex vanwege collaboratie, maar het was wel degelijk door en door katholiek, autoritair en koningsgezind. Rejo is compleet in de war: hoe viel dat alles te rijmen met vaders latere linkse republikeinse overtuiging?
15.
Zijn spiegelbeeld is zeer tegemoetkomend en mild: “Je bent goed bezig. Knap hoor.”
Rejo, wantrouwig: “Vind je? Veel staat er nog niet op papier. Ik heb enkele ontdekkingen gedaan, ja, zeker, maar mijn gevoel zegt dat ik in drijfzand terecht ben gekomen. En hoe meer ik te weten kom, hoe dieper ik zak!”
“Prima!” repliceert zijn reflectie, “Er is dus geen ontkomen meer aan. Jij gaat dat mysterie ontrafelen, ik voel het. Dit gaat je lukken, man. Volhouden!”
Niet geheel overtuigd van die voorspelling, zet hij zich opnieuw aan zijn bureau. Welke losse eindjes heeft hij nog niet kunnen knopen? Op de rode identiteitskaart van het Belgisch Leger lijkt Rejo’s vader jong, afwachtend, sceptisch. Door de wereldwijde economische crisis die industriële steden als Antwerpen dubbel zo hard treft, had hij ondanks zijn diploma scheepsbouw geen vooruitzicht op werk. De ambitieuze jongeman wil niet aansluiten bij de massa werklozen: voor hem geen betogingen, geen armoede, geen politieke bijeenkomsten van radicale partijen. Als redmiddel en uit noodzaak neemt hij in de zomer van 1935 dienst bij de Spoorwegtroepen in Borgerhout. Al gauw wordt hij bevorderd tot korporaal, korte tijd later tot sergeant.
Op de Meir, het kloppende hart van de stad, trekken uniformen de aandacht van jonge vrouwen die verlangen naar mannelijkheid, veiligheid en stabiliteit. En zo ongeveer moet het Rejo’s vader overkomen zijn. Op 12 oktober 1937 – zo staat het zwart op wit op de kopie van de huwelijksakte - trad een 22-jarige militair met een 17-jarig naaistertje in het huwelijk ‘tegen hetwelk geen beletsel bestaat, en de partijen de ene na de andere verklaard hebbende zich wederzijdsch tot echtgenooten aan te nemen’. Getuige was vaders neef Adrien.
16.
Geen Vlaamse huwelijksplechtigheid in de jaren dertig zonder de heilige belofte van levenslange trouw – exclusief, wederzijds, onherroepelijk - aldus geheel in overeenstemming met de katholieke moraal van die tijd. Maar, de sergeant-machinist, met zijn onregelmatige diensttijden, wacht prompt een onaangename verrassing. Slechts enkele maanden ver in het huwelijksleven treft hij bij thuiskomst een schaamteloos heerschap aan in het echtelijke bed. De buren bevestigen het overspel, en de verhalen ‘van horen zeggen’ blijven lang circuleren.
Wat er vervolgens precies gebeurde, blijft onduidelijk. Wat wel vaststaat: het huwelijk hield op te bestaan, althans in de praktijk. Toch zou het nog tot februari 1946 duren voor de scheiding officieel werd uitgesproken. Rejo vraagt zich af waarom het zo lang had moeten duren. Het valt niet te achterhalen. Was het schaamte? Onwil? Oorlogschaos? Of gewoon een tijd waarin papieren niet altijd de werkelijkheid bijhielden?
Vanwege het pijnlijke sociale stigma stortte hij zich volledig op zijn job. De Spoorwegtroepen, een essentieel onderdeel van het leger dat instond voor aanleg, beveiliging en herstel van bruggen en spoorwegen, alsook voor militaire transporten, leed enorm onder het tekort aan modern materieel. Rejo’s vader en zijn collega’s hadden het zwaar te verduren. Hij zette zich schrap, trotseerde vermoeidheid en stress - dit dankzij zijn discipline, doorzettingsvermogen en verantwoordelijkheidszin, die hij van thuis uit had meegekregen. De vele diensturen die hij klopte werden zo zijn schild om de emotionele pijn van de gestrande relatie niet te hoeven voelen.
Van zijn lessen geschiedenis is Rejo bijgebleven dat van 10 tot 28 mei 1940 België vernederd werd bij de Achttiendaagse Veldtocht. Duitsland overrompelde ons land.
Op 29 mei noteerde vader in zijn zakagenda: ’Krijgsgevangen genomen te Loo’.
Op 11 juni: ‘Gelost te Lokeren’. Meer stond er niet bij. Maar tussen de paperassen stak een Entlassungsschein, een ontslagbewijs, ondertekend door Herr Majoor von Pawel, Lagerkommandant.
Liefst 225000 Belgische gevangengenomen militairen gingen op transport naar Duitsland om er in de meest erbarmelijke omstandigheden dwangarbeid te verrichten. Enkelingen werden van de trein gehaald en naar huis gestuurd: zij hadden blijkbaar essentiële beroepen, en zij moesten onmiddellijk hun werk hervatten om de economie in bezet België weer op gang te krijgen.
Als Rejo op dat document - in potlood en in vaders geschrift - het beroep ‘traceur’ ingevuld ziet staan, begrijpt hij ineens die ene uitspraak van zijn grootvader: “Respecteer uwe papa, jongen, want die is heel slim. Die heeft zelfs ooit den Duits beetgenomen!”
Rejo betwijfelt sterk of ‘technisch tekenaar‘ toen zo’n cruciaal beroep was, maar het had die slimme vader van hem wel zijn vrijheid teruggegeven… in een bezet land weliswaar … met een meedogenloze bezetter. Begon daar misschien al iets te gisten in dat slimme hoofd? Hij was blijkbaar helemaal niet afgeschrikt door de dreigende taal op de Entlassungsschein: “De ontslagen krijgsgevangene moet zich onthouden van elke vijandige houding tegenover Duitsland en de Duitse Wehrmacht op straffe van zware represailles.” Kommandant von Pawel had geen idee van de geringe impact van zijn eis.
18.
Om zijn probleempje van ‘verplichte werkhervatting’ op te lossen (hij was immers geen werknemer) bood hij zich aan bij de politie. Het Antwerpse stadsbestuur, wanhopig door het nijpende personeelstekort in deze oorlogsomstandigheden, had de enigszins afwijkende functie van ‘burgeragent’ gecreëerd. Deze manschappen werden ingezet voor niet-directe handhavingstaken: met andere woorden om de bevolking in de gaten te houden en informatie te verzamelen. De precieze verhouding tussen deze maatregel en de wensen van de Duitse bezetter is wazig, zeg maar schimmig, eigenlijk.
Zijn dadendrang was dusdanig dat hij daarbovenop zich ook engageerde bij de Passieve Luchtverdediging (PLV), een civiele dienst die cruciale taken uitvoerde op het gebied van waarschuwing, eerste hulp en puinruiming tijdens luchtaanvallen in de bezette stad. Antwerpen, als belangrijke havenstad, was een strategisch doelwit en moest geregeld bombardementen van de Royal Air Force incasseren.
Rejo heeft er het raden naar wat zijn vader in die beide functies heeft moeten aanzien. De horreur moet voor hem de aanleiding zijn geweest om zich in mei 1941 aan te sluiten bij de verzetsgroep NKB. Waarom bij die organisatie met haar rechts ideeëngoed? Wellicht werd hij gewoon geronseld door oude bekenden die inspeelden op zijn koningsgezindheid, zijn christelijke waarden en vooral zijn totale afkeer van de bezetting. Toen hij eenmaal actief was bij het clandestiene werk in de hoedanigheid van luitenant, oordeelde hij zelf – of was het de NKB? – dat het veiliger was om een geloofwaardige dekmantel te zoeken. In de zomer van 1942 slaagde hij in de diverse lichamelijke proeven en in het schriftelijke examen voor brandweerman.
19.
September 1944:
de vreugde om de bevrijding van Antwerpen was van korte duur. Van oktober tot maart beefde de bevolking onder de terreur van de V1-bommen en de V2-raketten. Terwijl grote delen van zijn geliefde stad werden verwoest, zocht Rejo’s vader als brandweerman onvermoeibaar in het puin naar slachtoffers.
Op 16 december 1944 kreeg hij een mokerslag te verwerken: zijn goede neef René kwam om bij de V2-inslag op cinema Rex. Balans: 567 doden, 291 gewonden.
Was het deze laatse verwoesting die hem te veel werd? Of was het gewoon de drang om iets weer te kunnen opbouwen?
In zijn zakagenda vindt Rejo enkele notities:
2 december 1944: naar Hoogboom bij het 2e bataljon Genie, 7e compagnie.
17 december 1944: vertrokken naar Willebroek.
3 januari 1945: gedetacheerd bij de 256th Pioneer Company te Mariaburg.
Dat laatste suggereerde duidelijk dat de Engelsen hem erkenden als betrouwbare verzetsfiguur, én dat zijn technische ervaring bij de spoorwegtroepen van pas zou komen. Zo werd hij, tijdens de laatste maanden van de oorlog, nog ingezet ter ondersteuning van de geallieerde gevechtstroepen.
Rejo zoekt tevergeefs in vaders aantekeningen naar 8 mei 1945, de dag van de onvoorwaardelijke overgave van nazi-Duitsland. Voerde zijn vader op dat moment ergens reparaties uit aan een spoorlijn of een brug? Of stond hij in Antwerpen, tussen de uitzinnige menigte op de Grote Markt, te dansen en te zingen onder het oorverdovende klokkengelui van de Onze-Lieve-Vrouwetoren?
20.
Bij de laatste krabbels in de agenda vindt Rejo de verklaring waarom zijn vader forfait moest geven op de bevrijdingsfeesten: amper dertig jaar oud werd hij getroffen door een plotse opstoot van reuma. Een pijnlijke aandoening die zijn verdere leven zou tekenen.
Vanwege de fysieke belemmering werd hij in juli eerst gedetacheerd als chauffeur naar het ‘Vehicle Park 157’ van het Royal Army Ordnance Corps, een logistieke eenheid van het Britse leger in Weelde. Maar de toenemende gewrichtspijnen dwongen hem tot een medisch onderzoek in het Militair Hospitaal van Antwerpen, en zo belandde hij eind augustus 1945 in het prachtige Instituut van de Zusters Ursulinen in Onze-Lieve-Vrouw-Waver. In dat geïmproviseerde noodhospitaal kreeg hij de noodzakelijke behandeling en een verplichte herstelperiode van dertig dagen.
Rejo staart uit het raam van zijn bureau, maar ziet het landschap niet. Flashbacks doemen op: bezoeken aan vader in ziekenhuizen, operaties voor knieprothesen en nieuwe heupen, ondraaglijke pijnen door de chirurgische vijzen, een mank lopende vader door een “postoperatieve asafwijking van het onderbeen waardoor het in een valse stand staat”. Achteraf bekeken verklaarde een en ander waarom hij vaak een kort lontje had en Rejo of zijn jongste zus het dan moesten ontgelden.
Als kind zie je je ouders als verzorgers, beschermers, gidsen - in hun rol als ouder dus. Meer en meer ziet hij hen nu als mensen met hun eigen dromen, angsten, fouten en problemen. Hun geschiedenis is zoveel meer dan hun ouderschap. En het verklaart veel.
21.
De pijnen waren voorlopig achter de rug. Rejo’s vader kreeg nog een laatste militaire opdracht bij zijn oorspronkelijke Spoorwegbataljon, maar een maand later werd hij doorgestuurd naar Mechelen, waar de demobilisatie zou plaatsvinden.
De Dossinkazerne was tijdens de oorlog een helse plek geweest. Als doorgangspunt naar de Duitse vernietigingskampen werden Joden en Roma - slachtoffers van razzia’s in Antwerpen en Brussel - bestolen, vernederd, uitgehongerd en mishandeld.
Onmiddellijk na de bevrijding werd de kazerne ingezet voor de internering van Belgische collaborateurs.
Eind 1945 deed ze dienst voor de demobilisatieprocedure van militairen en leden van het verzet. De eerdere openbaring van de voorbije gruwelen en de ijzige sfeer van de locatie zelf zorgde ongetwijfeld voor koude rillingen.
Omdat zijn debriefing enkele dagen in beslag nam, had Rejo’s vader na de middag van 24 december even vrij. Hij koos voor een frisse wandeling in de buurt van de kazerne. Een openstaande schoolpoort, een uitnodigende affiche voor een thé dansant en verleidelijke muziek lokten hem daar naar binnen.
In de nabijgelegen Pennepoelstraat was toevallig de flamboyante nicht Maria op bezoek bij Rejo’s moeder. Ze waren allebei 24 jaar en konden het uitstekend met elkaar vinden. Maria kon mama, de huismus, overhalen om een wandeling te maken. Een openstaande schoolpoort, een uitnodigende affiche voor een thé dansant, en verleidelijke muziek lokten hen daar naar binnen. Meer had het lot niet nodig om hen samen te brengen.
22.
Niet de uitbundige maar de stille, verlegen jongedame had zijn aandacht getrokken. Rejo vermoedt dat die twee op de ‘thé dansant’ niet veel hebben gedanst, aangezien dansen ook later nooit op hun programma stond, zelfs niet op familiefeesten. Eerder hebben ze samen wat lekkers gedronken, heeft hij allicht met complimenten gestrooid en hebben ze elkaar diep in de ogen gekeken. “Zalig Kerstfeest!”
Toen hij opnieuw in dienst was bij de tweede compagnie van de Antwerpse Brandweer, ging hij op zijn vrije dagen opmerkelijk veel naar Mechelen, waar hij — Eerste Sergeant bij de Spoorwegtroepen, Luitenant van het Verzet én Brandweerman zijnde — moeiteloos de goedkeuring wegdroeg van mama’s strenge vader, de oud-militair. Mama’s moeder, van Antwerpse komaf, maakte de warme verwelkoming van deze Antwerpenaar helemaal compleet.
Van het een kwam het ander en dra zaten ze met de gebakken peren. In de lessen anatomie op school had Rejo geleerd dat de anticonceptiepil pas in de jaren 60 beschikbaar kwam. De eeuwen daarvoor moest men het stellen met allerlei soorten condooms, tenminste als men die kon bemachtigen. Uiteraard konden geliefden in extremis ook opteren voor een strategische terugtrekking – sinds 1679 door Jodocus Hondius gepropageerd met de leuze “voor het zingen de kerk uit” – voor zover de betrokkene er zijn hoofd nog kon bijhouden. Niet dus.
Naar verluidt werd de Blijde Annunciatie in de Pennepoelstraat niet echt op gejuich onthaald! Als straf voor hun gebrek aan discipline en zelfbeheersing werden vrijer én dochter zonder veel clementie de deur gewezen.
23.
In de Antwerpse Lange Leemstraat huurde het jonge koppel een uiterst bescheiden appartementje. Van vrienden kregen ze stoelen, een tafel, een kast - en een kapotte stoof. En met extra hulp van zijn ouders sloegen ze daar, in alle eenvoud, hun gezamenlijke levensweg in.
In de naoorlogse periode met grote woningnood werden diverse nieuwbouwprojecten opgezet. Onder meer in de zuidelijke, dichtbevolkte wijk Kiel. Aan de Maurits Sabbelaan verrees een modernistisch appartementsblok, ontworpen met focus op functionaliteit, efficiëntie en esthetiek-zonder-franjes. Rejo’s ouders waren bij de allereerste gezinnen om daar hun intrek te nemen. Ze konden hun geluk niet op met voor die tijd zoveel ongekend comfort.
Hun appartement op de vijfde verdieping - met wijds panorama - omvatte: woonkamer, keuken, drie slaapkamers – zeer welgekomen nu er al drie kinderen waren -, een badkamer met ligbad, apart toilet, terras en een ruime kelder. De “feu continu”, gevoed met steenkool, bleef hen 10 tot 12 uur zonder onderbreking verwarmen: pure luxe!
Alsof het gisteren was kan Rejo zich zijn tweede verjaardag herinneren. Zijn Antwerpse grootouders waren op bezoek en de peuter paradeerde trots met bompa’s zwarte fedora-hoed. Toen die scheef zakte en hem het zicht benam, liep hij met beide handjes vooruit recht tegen de gloeiende kachel. Een brullend kind, een hectische moeder en panikerende grootouders. De koelbloedige vader bracht onmiddellijk een kom koude melk, en dompelde de verbrande handjes erin om de warmte uit de huid te laten afvloeien. Een huismiddeltje uit de oertijd dat vandaag door brandwondenspecialisten onverbiddelijk zou worden afgekeurd. Maar het was effectief genoeg want de kleine Rejo heeft er nooit iets aan overgehouden.
24.
Helaas, het leven spaarde hen niet. In 1956 nestelde zich een vierde kindje in de familie, nu een kroostrijk gezin. Waren er al heel wat medische problemen geweest met het oudste kind, het jongste bracht ook kopzorgen mee: een ernstige hartafwijking voorspelde een kort leven.
In die tijd stond de openhartchirurgie in Europa nog in haar kinderschoenen. De Verenigde Staten waren pioniers op dat terrein en veel verder gevorderd. Met de hulp van liefdadigheidsorganisaties werden kinderen met ernstige aangeboren hartafwijkingen toen vaak naar de VS gestuurd.
Rejo’s broertje was vijf, toen zijn ouders van de cardioloog te horen kregen: "Wat ze in Amerika kunnen, dat kunnen wij hier ook”. De zelfverzekerde arts overspeelde zijn hand en rukte het kind uit het gezin. Hun kwetsbaarheid tijdens de rouwperiode werd bovendien overstemd door gepeperde doktersrekeningen voor extra erelonen. Wetgeving voor patiëntenrechten bestond nog niet. Medisch fatsoen blijkbaar ook niet. De dokter was best tevreden over de opgedane ervaring en de ‘vooruitgang’ in de geneeskunde.
Rejo’s ouders hebben hun verontwaardiging stil gehouden, weggedrukt. Zoals bescheiden mensen dat doen. Ze droegen het leed en betaalden hun schuld af.
25.
Rejo, zijn twee zussen en zijn ouders, leefden hun levens, goedschiks, kwaadschiks. Ieder ging zijn weg en toch hield hun bloedband hen samen. Terwijl de wereld een ongeziene evolutie doormaakte - sociaal, cultureel, technologisch, politiek - werden veel mensen mondiger, opener. Maar soms zijn de drempels te hoog. Of men wacht te lang. En dan krijgt het intergenerationele gesprek geen kans meer.
Rejo trekt zijn pyjama aan en kijkt in de badkamer voldaan in de spiegel. “Je hebt tot laat gewerkt,” zegt zacht zijn spiegelbeeld, “maar je lijkt gelukkig met het resultaat. Klopt?”
“Mmja, eigenlijk wel. Ik denk dat ik bijna klaar ben. Maar toch niet helemaal tevreden omdat mijn vertrekwoordje mama nauwelijks aan bod is gekomen. Dat was niet mijn bedoeling. Ik wilde de gemiste kansen op een zinvol gesprek met mijn beide ouders weer tot leven brengen door het oproepen van alle bijzondere momenten die verloren gingen als tranen in de regen. Voor mijn vader is dat gelukt, denk ik. Maar voor mijn moeder niet.”
“O maar dan ben jij vergeten wat je vriend Bob jou schreef toen je mama overleed.”
“Breng het mij alstublieft dan terug in herinnering …”
“Goed. Hij schreef:
“Weet je, er zijn van die moeders over wie schrijvers geen dikke boeken schrijven, die niet leven in gedichten, en over wie chansonniers geen liedjes zingen. Die moeders leven gewoon, gewoon met man en kinderen, gewoon gelukkig. En misschien zouden al die schrijvers, dichters en zangers, wel graag een moeder hebben, zoals die van jou er een was.”
Die troostvolle woorden zijn precies het commentaar dat hij nu nodig heeft. Een balsem op zijn hart. Rejo stapt vergenoegd in bed. Met zijn nieuwjaarsresolutie had hij weliswaar gemikt op een boek, maar het verhaal dat hij pas heeft voltooid voelt toch als de vervulling van een droom. Hij slaapt die nacht als een roos.
Nawoord
Dit verhaal is geen heldenepos. Het is ook geen aanklacht, geen historisch relaas, geen roman vol dramatiek.
Het is het verhaal van een zoon die terugblikt. Een poging om via woorden dichter te komen bij wie zijn ouders werkelijk waren. Niet alleen als vader en moeder, maar als mensen.
Mensen van vlees en bloed, gevormd door oorlog, verlies, liefde, plicht en stilte. Mensen die nooit geleerd hebben om alles te benoemen, maar die het probeerden — op hun manier. Die niet alles konden geven, maar wel het beste gaven van wat ze hadden.
Wat blijft zijn herinneringen. Vaak onvolledig, soms vervormd, maar ook verhelderend. En wat men niet meer kan vragen, moet men proberen te begrijpen. Tussen de regels. In de blikken op oude foto's. In een aantekening in een vergeelde agenda. In een woord dat ooit viel. In de stilte die volgde.
Als dit verhaal iets wil zijn, dan misschien dit: een stil dankjewel.
Voor alles wat gezegd is.
En voor alles wat ONUITGESPROKEN bleef.
DEEL II
“Te baren probeert men niet. Waar zwangerschap bestaat volgt het baren vanzelf, te gepasten tijde.” (Willem Elsschot)
1.
Een week na het afronden van zijn verhaal wordt Rejo opnieuw overvallen door innerlijke onrust. Alsof de duivel hem op de hielen zit — of liever: de geest van zijn vader. ’s Avonds kan hij onmogelijk de slaap vatten. Uiteindelijk, moe van het draaien en woelen, staat hij op en zet hij zich aan zijn schrijftafel. De woorden van Willem Elsschot klinken hem na in het hoofd, en drijven hem opnieuw naar de pen.
Op sociale media heeft hij toevallig het bestaan ontdekt van een besloten groep: Helden van het Verzet. Zijn aanvraag wordt prompt goedgekeurd. Nog voor hij daar iemand heeft aangesproken, voelt hij zich thuis tussen deze mensen — kinderen en kleinkinderen van verzetslieden — die elkaar helpen bij het bewaren van de respectvolle herinnering aan tienduizenden vergeten verzetshelden.
Langzaam groeit er een plan. Op advies van enkele lotgenoten besluit hij naar het rijksarchief te gaan, om het dossier van zijn vader op te vragen.
En zo zit hij, voor hij goed en wel beseft in welk avontuur hij zich stort, in de trein naar de hoofdstad. De spanning voor het onverwachte — wordt het iets bijzonders, of niemendal — tintelt van zijn buik tot in zijn vingertoppen.
2.
Het monotone gedokker over de dwarsliggers, gecombineerd met het heen en weer wiegen van de wagon, brengt Rejo in een meditatieve stemming. Hij sluit zijn ogen, laat zijn gedachten los, en focust op de repetitieve ketelmuziek. Maar hij zit in een stoptrein, en elke paar minuten snijdt een digitale omroepstem met de aankondiging van de volgende halte dwars door zijn concentratiepoging.
Door het afbreken van zijn zen-tijd gaat hij zich dan maar verdiepen in het fenomeen Treintijd - de me-time voor de passagier volgens onze fiere nationale spoorwegen. Hij kijkt eens rond in deze eersteklassecoupé: het hedendaagse treinmeubilair met hoogwaardige bekleding gericht op functionaliteit en reizigerscomfort kan zeker baat hebben bij een frequenter onderhoud. De haren en huidschilfers op de pluchen hoofdsteun en de kleverige armsteun, om maar iets te noemen, maken Rejo enthousiast voor hun nieuwste slogan: Onderweg. Naar Beter.
Een oude marketingcampagne schiet hem ook nog te binnen: De trein is altijd een beetje reizen. Zijn blik glijdt naar buiten. Maar het landschap biedt weinig troost. Perrons met hoog opschietend onkruid, spoorrails bezaaid met plastic zakjes, flesjes en blikjes, stationsmuren en treinen ontsierd door aartslelijke graffiti… Nee, het gaat niet goed met dit landje.
3.
Het archief ligt op een steenworp van het station. Tijdens de wandeling ernaartoe geniet hij al van tevoren van de schat aan informatie die daar op hem ligt te wachten. Meer dan waarschijnlijk zal de pièce de résistance (pun intended) het verslag zijn van het interview ter afsluiting van de verzetsactiviteiten. Rejo hoopt zo iets meer te weten te komen over de missies die zijn vader heeft volbracht: waarom hij werd bevorderd tot luitenant, of hij wapens en munitie heeft gesmokkeld, neergeschoten piloten verborgen, Joden gewaarschuwd voor razzia’s, of hij met een valse identiteit heeft geleefd, was ondergedoken, sabotage heeft gepleegd … of zelfs aanslagen met dodelijke afloop?
Maar eerst moet hij het verdomde gebouw zien te vinden! Straten zonder naambordjes, gevels zonder huisnummer — te gek voor woorden. Bij een weinig imposante gevel valt zijn oog op een glazen deur met een A4’tje erop. Pas op een armlengte afstand kan hij lezen dat het de gezochte overheidsdienst is.
Wat volgt lijkt op een absurdistisch toneeltje: het tweegevecht met de deur. In het duister achter het glas zit vermoedelijk iemand aan de knop om het slot te ontgrendelen. Er klinkt gezoem, maar net te kort om de deur te openen. Zodra Rejo de kruk loslaat, klinkt de zoemer opnieuw; zodra hij hem weer vastpakt, houdt het zoemen op en zit het slot weer vast. Pas bij de derde poging vallen timing en techniek samen, en stapt Rejo de halfduistere ontvangsthal binnen.
Terwijl zijn ogen zich aanpassen aan het weinige licht, ruikt Rejo de muffe geur van oude documenten, vermengd met stoffige kelderlucht en de licht zurige ondertoon van verschaalde koffie. In de schemering tekent zich een balie af. Daarachter staat een jongeman – een jongen eigenlijk, amper zeventien, schat hij – die hem uitdrukkingsloos aankijkt.
Rejo stelt zichzelf voor en zegt dat hij een afspraak heeft om een dossier in te kijken. Pas als hij dat herhaalt in de tweede landstaal, krijgt hij een antwoord: “Premier étage … par escalier, ascenseur en panne”.
Boven aangekomen moet Rejo het beeld dat hij in gedachten had flink bijstellen: dit is geen leeszaal met architectonische grandeur à la Nottebohmzaal in de Antwerpse Consciencebibliotheek. De bescheiden ruimte oogt somber. Ze telt een tiental tafeltjes, waarvan er twee bezet zijn door bezoekers die onverstoorbaar pagina’s uit boeken met hun mobieltjes fotograferen.
Een opzettelijk kuchje trekt zijn aandacht naar de hoek met de vrouw die verantwoordelijk is voor de leeszaal.. Na de nodige administratieve plichtplegingen rijst de volslanke dame uit haar stoel en gaat met gewichtig gebaar op zoek in een houten kast naar zijn bakje met het gereserveerde dossier.
De spanning jaagt Rejo’s hartslag omhoog. Wanneer hij echter het bakje in ontvangst neemt stokt zijn adem. Zijn hart valt stil bij het zien van het magere kaftje. Ongelovig kijkt hij naar de dame, die slechts verwaand terugkijkt met een air van wat had je dan gedacht?
Hij knipt het lampje op de leestafel aan en haalt het “dossier” uit het bakje. Een bruin verkleurde kaft met de ironische titel Bundel Nr 5342. Binnenin: twee antieke formulieren, slechts zeer summier ingevuld. Vermoedelijk is het niet toegestaan om in de leeszaal luidop te vloeken. Dus houdt hij zich maar flink.
5.
Op de terugweg – ruim voor de avondspits – is het opvallend rustig in de trein. Rejo voelt zich terneergedrukt en bant het dossier uit zijn hoofd. Het hele spoorgebeuren met treinen, perrons, stations, doet hem terugdenken aan de vele treinritten tijdens zijn eigen mislukte militaire carrière.
Het begon eigenlijk op het atheneum, met twee ferme buizen: wiskunde en natuurkunde. Thuis viel daarover weinig te lachen. Mama was in paniek: Wat moeten de mensen niet denken! Vader had het zien aankomen: boven de schriften zat zijn zoon te dromen in plaats van te studeren, of hij las stiekem ontspanningslectuur, en - de hoofdoorzaak volgens hem - al die dansavonden. Er waren hooguit drie fuiven op het hele schooljaar geweest.
Terwijl de zomerzon buiten lokte, zat Rejo binnen en blokte. Of hij deed in ieder geval een lovenswaardige poging. Ondertussen bracht vader te pas en te onpas het onderwerp “leger” ter sprake. Of zijn zoon wist dat je al op je zestiende bij Defensie terechtkon. Dat het een boeiende ervaring is. Dat ze er “van jongens mannen maken, mét karakter”. Dat je daar verder kan studeren.
Rejo voelde hem komen maar hield zich gedeisd. Totdat hij vaders laatste argument hoorde: “Het is bij mijn weten de enige plek waar je een opleiding kan volgen én er nog voor betaald wordt ook.”
Toen ging hij door de knieën. Dat salaris gaf de doorslag - en het was misschien ook wel een voordeeltje dat hij meteen verlost was van die stomme herexamens!
En plots was het herfst, had hij een contract met het Belgische leger getekend voor zes jaar, en zat hij in een schommelende trein richting kazerne.
Pas veel later vernam hij dat de meeste “medegebuisden” alsnog gedelibereerd waren. Toen pas drong het pijnlijk tot hem door dat zijn droom om architect te worden als een kille granaat was ontploft.
6.
De monodialoog voor de badkamerspiegel verloopt bijzonder geanimeerd. Rejo foetert op de overheid die hem een lege doos had aangeboden, weliswaar keurig bewaard gedurende tachtig jaar!
“Ho maar,” reageert zijn spiegelbeeld, “schieten op de pianist is makkelijk. Het archief en die archivarissen valt niets te verwijten. Nee, de vraag is: wie heeft in 1946 die documenten niet behoorlijk ingevuld? En zelfs dan — kan je dat die mensen kwalijk nemen? De oorlog was net voorbij, geen tijd voor zo’n papierwinkel! Er moest puin worden geruimd, wederopgebouwd, een betere wereld worden gemaakt.”
Rejo buigt zich wat dichter naar de spiegel toe: “Dus nam men niet de tijd om oude koeien uit de loopgraven te halen. Begrijpelijk. Maar daar ben ik helaas niets mee opgeschoten.”
En na een korte stilte: “Tenzij…”
Zijn reflectie kijkt hem niet-begrijpend aan. “Tenzij wat?”
Rejo mompelt: “De commandant!” en snelt naar zijn schrijftafel.
Hij haalt de kopieën van de documenten weer op het scherm. Daar: het enige nieuwe gegeven, de naam van de man die zijn vader het verzet had binnengeloodst, die er zijn directe chef was, de man die hem van sergeant tot luitenant had bevorderd, Commandant C.v.d.B. Het lijkt de perfecte broodnodige boost voor zijn onderzoek.
Maar andermaal moet hij een verlies incasseren: waar hij ook zoekt, geen spoor van de commandant. Geen overlijdensbericht, geen geboorteakte, niet de minste vermelding. Enkel stilte. Alsof hij nooit heeft bestaan.
7.
Lusteloos zit hij nog wat te browsen op het internet. Verschillende vadergerelateerde onderwerpen steekt hij de zoekmachine in.
Hij ontdekt dat Antwerpen begin 20e eeuw een bolwerk was van de worstelsport. Vaders naam komt echter niet voor in de ledenlijsten van de aangehaalde worstelclubs, noch in de betreffende sportverslagen.
Even later stuit hij op de Belgische Reddings- en Zwembond. Tussen 1925 en 1940 mochten in de Antwerpse zwembaden enkel en alleen mannen badman-redder zijn. Maar vaders naam staat niet op de lijst van gebreveteerden.
Tussendoor leest hij, tot zijn stille vermaak, dat bij eerste hulp voor drenkelingen de reanimatietechniek toen nog geen mond-op-mondbeademing omvatte — die kwam pas na WOII.
De ene teleurstelling volgt op de andere in de speurtocht naar aanvullingen op het doen en laten van zijn vader. Tot zijn verbazing verschijnt, bij het intikken van de naam van de eerste echtgenote, plots een foto van een grafsteen in Brugge-Assebroek. De inscriptie vermeldt haar naam, geboorte- en sterftedatum: zij is amper 58 geworden. Vreemd genoeg deelt zij het graf met haar moeder. Zijn fantasie gaat hierover meteen aan de haal, tot hij de zinloosheid van zijn giswerk beseft en het onderwerp laat rusten.
Rejo duwt muis en toetsenbord van zich af, zakt onderuit en zucht diep. Zo kan het niet verder, denkt hij. Dit is een doodlopend straatje. Hij balt zijn vuisten en pijnigt zijn hersens op zoek naar alternatieve, haalbare stappen om zijn doel te realiseren.
Ondanks de goedbedoelde adviezen die hij krijgt om elders in minder bekende archieven te gaan snuffelen, kan Rejo zich daar niet toe bewegen. Het mislukken van zijn Brusselse uitstap is nog te rauw op de huid. Beetje bij beetje nestelt zich in zijn hoofd het idee dat er meer te halen moet zijn uit het ongeschreven verleden. Maar hoe komt hij achter die herinneringen als die niet spontaan in zijn hoofd opborrelen?
Fotoboeken worden uit de kast gehaald. Met de nodige skepsis begint hij te bladeren. Rejo beseft wel dat beelden geen archieven zijn. Ze triggeren verhalen, maar geen feiten. Ze vullen gaten in ons geheugen, maar niet noodzakelijk met betrouwbare vulling. De fotograaf zei Kijk eens naar het vogeltje, of Cheese!, maar de lachende gezichten spreken niet altijd de waarheid.
De oudste foto’s blijken meteen een pijnlijke confrontatie met zijn onvermogen om de figuranten te duiden: veelal was men vergeten om data en namen toe te voegen. Heel wat familieleden en vrienden van zijn ouders blijven zo illustere onbekenden. Zodra zijn gezin ten tonele verschijnt gaat het iets beter.
Zijn optimisme is helemaal terug bij het zien van een uit een album gevallen foto waarop het hele gezin staat, vermoedelijk gemaakt rond 1959. De kinderen kijken gehoorzaam in de lens, vader en moeder kijken naar elkaar. Rejo herinnert zich de traditionele sprintjes die zijn vader maakte na het opstarten van de zelfontspanner, het tik-tik-tik-geluid en dan de obligate vraag: Ligt mijn haar goed? Voor deze foto had hij duidelijk de tien seconden-vertraging fout ingeschat. Best grappig.
Losse, ongesorteerde foto’s in een schoendoos slingeren hem van voor naar achter doorheen zijn leven. Op een ervan staan de drie mannen: baby Rejo op de schoot van grootvader, geflankeerd door een ontroerde vader, die zichtbaar gelukkig was om na twee meisjes een jongen te krijgen: een stamhouder! Een ander kiekje laat die zoon als tiener zien, mager, of eerder frêle, en zijn vader, een kloeke veertiger, die zijn jongen bij de arm grijpt en ontgoocheld moet vaststellen dat er van enige biceps nog steeds geen sprake is …
Tussen de talrijke zwart-wit vintage beelden ook enkele meer recente kleurenfoto’s. Zoals die uit de jaren 90: Rejo die speecht op een telecom-conferentie in Toronto, Canada. Een van de vele presentaties die hij gaf in binnen- en buitenland. Zou zijn vader hierdoor toch wat voldoening gevoeld hebben? Rejo kan zich geen commentaar in die zin herinneren en heeft er dus het raden naar.
Een sepia beeld van hem als kind met zijn mama op het terras van hun appartement. Naast Rejo gaapt de diepte van vijf verdiepingen: hoe vaak heeft hij al geen nachtmerries gehad – en nog steeds - waarbij hij over die balustrade gaat en naar beneden stort! En als in die boze dromen híj niet valt, dan is het zijn moeder, die maandelijks schijnbaar onverschrokken de ramen lapte, staande met één voet binnen en één voet buiten op de smalle richel. De kleine Rejo vond dat doodeng en hield dapper haar rok vast, voor het geval dat …
Een witte Fiat 850 en een fiere achttienjarige Rejo: zijn allereerste auto! Eigenlijk had hij in de garage een andere occasie op het oog gehad: een chocoladebruine Moskvitch uit de Sovjet-Unie, maar die stootte op een niet-negocieerbaar Njet van zijn vader: “Zo’n zuipschuit kan jij je niet permitteren!” En dus werd het een zuinige Fiat.
De euforie van de aanschaf duurde niet lang want dezelfde foto roept ook een tweede memorie op: zijn eerste crash. Het goot die nacht pijpenstelen, en hoewel hij niet te snel reed ging hij met zijn Fiat uit de bocht en botste frontaal op een Alfa. Beide wagens waren total loss. Toen hij dat nieuws thuis bracht, sloeg moeder in afgrijzen haar hand voor de mond en mompelde weer: “Wat moeten de mensen niet denken?” De vraag of de bij het ongeval betrokken bestuurders en passagiers niets mankeerden kwam op de tweede plaats.
10.
Een klasfoto katapulteert Rejo terug naar het atheneum anno 1965. Genietbare herinneringen aan de lessen geschiedenis, Nederlands en tekenen contrasteren met de pijnlijke souvenirs aan de lessen wiskunde, natuurkunde en lichamelijke opvoeding. Wat betreft de aanwezigheid van meisjes in de klas: dat was niet altijd bevorderlijk voor de concentratie van een overgevoelige jongen.
Een goed rapport was essentieel om vader goedgehumeurd te houden. Zeker als er een schoolfuif in het verschiet lag. Zou hij mogen gaan dansen, of niet? De revolutie van de sixties was thuis nog niet aan de orde, en veertien vond men erg jong om uit te gaan. Meermaals had hij de dagen vooraf gepleit met goede argumenten: “Ik heb mijn huiswerk voor maandag al af”, en “Iedereen van de klas mag gaan.”
Met klamme handen stond hij de avond van de fuif voor zijn vader die rustig zijn kruiswoordraadsel verder invulde. Uiteindelijk keek hij op en vroeg “Hoe laat begint het?” “Om zeven uur.” “Hoeveel bedraagt de inkom?” “Tien frank.” Hij fronste zijn wenkbrauwen. “Goed, je mag gaan, en je mag voor elke drie centiemen één minuut blijven. Geen minuut langer.”
Rejo knikte vastberaden en dacht: Oké! Dat reken ik later wel uit.
Later werd nooit. De avond was hem te overweldigend, en hij genoot van Ticket to Ride van the Beatles, Satisfaction van de Stones, Strange Effect van Dave Berry en natuurlijk van Il Silenzio van Nini Rosso, de slow par excellence.
Het was één uur ’s nachts toen hij thuiskwam, in plaats van de 12:33 die de berekening had moeten opleveren. Hij wist het meteen. De stilte in huis was luider dan de muziek op de fuif. “Huisarrest voor de volgende twee fuiven.” Het was een harde les in rekenen en in het nakomen van afspraken, dé manier waarop zijn vader hem probeerde voor te bereiden op het leven.
11.
Uit een andere kast haalt hij nog twee albums. Het zijn recentere exemplaren, uit de jaren tachtig. Is iets na vier decennia nog recent?
Het eerste is mooi ingebonden: een eendagsalbum over zijn trouwdag. Omdat zijn vrouw en hij te allen tijde kwaliteit boven kwantiteit stellen telt het boek slechts negenenzestig foto’s. Op een paar na allemaal kunstige zwart-witafdrukken.
Rejo pijnigt zijn hersens, herinneringen zoekend aan zijn ouders op die feestelijke dag. Het lukt hem niet. Speurend slaat hij het album open. Blij verrast telt hij toch twaalf foto’s waarop ze samen met anderen staan. Ze ogen zichtbaar ongemakkelijk - een mens zou voor minder. Het kunstenaarsmilieu waarin Rejo was terechtgekomen, was voor hen onbekend terrein: in de woning schilderijen en naakttekeningen aan de muren, in de tuin het ene beeldhouwwerk naast het andere.
Op de kiekjes van de receptie kijken ze schroomvallig naar de diversiteit van de talrijke genodigden: musici en plastische kunstenaars van allerlei slag, ook hoge ambtenaren tot en met de minister van financiën! Op de foto’s staan moeder en vader dan ook bijzonder terughoudend.
Het tweede album is dat van zijn dochter: souvenirs vanaf haar geboorte tot … ja, tot het abrupt stopt rond de eeuwwisseling. De explosieve groei van het digitale tijdperk stelde toen een einde aan de traditie van zorgvuldig aangelegde fotoboeken. Tussen de honderden foto’s slechts eentje van zijn moeder met haar derde kleinkind, en eentje van zijn vader idem. Een magere oogst.
Met het plaatjes kijken komt geleidelijk het besef. Geen schokmoment maar een soort langzaam oplossen van de mistbank en het ontwaren van de werkelijkheid. Noch in de albums, noch in de doos vindt Rejo foto’s waarop hij met zijn oudjes poseerde nà zijn twintigste. Toeval? Of noopt dit tot een gewetensonderzoek?
Was dat ‘gemis’ dat hij voelde misschien verguld schuldgevoel? Was dat ‘geen gelegenheid voor een diepgaand gesprek’, misschien het gevolg van eigen desinteresse in het wel en wee van moeder en vader? Hadden ze dan al die jaren, om het met Tommy Wieringa te zeggen, ‘elegant naast elkaar geleefd’. Hij peilt zo diep hij kan, maar een sluitend antwoord komt niet aan de oppervlakte.
In zijn bibliotheek duikt hij in ‘Levensfasen van de mens’ van dr. Bernard Lievegoed. ‘De jongvolwassene neemt zijn plek in de wereld in, verdiept de eigen mening, maakt keuzes, …’. In de volgende fases ‘krijgt de persoonlijkheid vaste vorm en wordt het levensdoel zichtbaar’. Pas na tweeënveertig komt men volgens dr. Lievegoed tot bezinning, tot rust. Maar net dan, hij was zesenveertig, moest Rejo afscheid nemen van moeder, en een half jaar later van vader.
Geen gebrek aan interesse dus, maar gewoon gebrek aan tijd en energie hadden hem losgeweekt van het ouderlijke nest. Bovendien moet hij toegeven dat hij discussies liever uit de weg ging, om het even of die nu gingen over zijn levenskeuzes, of over de tv-programma’s waar zijn ouders naar keken – en die niet werden uitgezet bij bezoek.
13.
Na een dringende sanitaire stop wast Rejo zijn handen. Een vluchtige blik in de spiegel blijft plakken. Hij en zijn reflectie kijken elkaar zo diep in de ogen dat zijn masker langzaam afvalt, tot alleen de waarheid overblijft – naakt, helder, onmogelijk nog te ontwijken.
“Geen gebrek aan interesse? Meen je dat? Af en toe even binnenwippen, als bewijs dat je nog steeds hun voorbeeldige zoon bent - is dat interesse?”
“Ik informeerde altijd naar hun gezondheid! Oké, het kan zijn dat ik maar met een half oor luisterde naar de ziekenhuisnieuwsjes en de eindeloze dokterscommentaren …”
“… en ondertussen zat je te denken met welke smoes je er gauw weer vandoor kon. Want je had nog zoveel te doen, toch?”
Rejo buigt nederig het hoofd en gaat op de rand van het bad zitten. Zo eerlijk mogelijk kijkt hij in zijn hart. Hij hield van zijn ouders, daar bestond geen twijfel over. Dat hij nooit een diepgaand gesprek met hen had kunnen voeren, kon hij hen niet verwijten: het was een gedeeld falen. De stilte waarin ze samen gevangen zaten was eerder een keuze geweest, geen kwestie van ‘we hebben niet de gelegenheid gehad’.
Hij had zoveel meer willen vragen, zoveel meer willen vertellen, maar hun perspectieven lagen te ver uiteen. Hij had gezwegen, niet uit lafheid maar uit vrees dat zijn woorden op een muur zouden botsen. Gesprekken bleven oppervlakkig en kort, vriendelijk en veilig, om confrontaties van standpunten en normen uit de weg te gaan. Hij koos ervoor hen nabij te houden, al bleef er daardoor iets ongezegds tussen hen hangen.
Hij staat op, gaat aan zijn werktafel zitten en schrijft tot slot:
Hun leven was één lang woordenloos gesprek, geschreven in werk en zorg, en in gedeelde stiltes. Dus ja, er zijn dingen onuitgesproken gebleven die hij heimelijk verlangde te delen met hen. Maar ook vader en moeder hebben nooit de volle versie van hun zoon gekend.
EINDE
Rene Jochems
Kontich, 30 juli 2025.
“Alsof zij eerst moesten gaan voor ik bij mezelf kon komen. Maar er is vooral veel dankbaarheid. Want in dat steeds grotere missen, voel ik me dichter bij wie zij waren.” (Marlies Verdoodt)